|
Verklarende woordenlijsthemel.waarnemen.com |
a – b – c – d – e – f – g – h – i – j – k – l – m – n – o – p – r – s – t – u – v – w – z | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aarde (212)
afstand (48)
baan (53)
beweegt (39)
beweging (30)
coordinaten (55)
dag (40)
dagen (46)
diameter (33)
hemel (84)
hemellichaam (47)
hemellichamen (29)
hoogte (45)
horizon (68)
jaar (116)
lengte (39)
licht (67)
maan (324)
maand (50)
Mercurius (40)
meteoren (32)
nacht (53)
object (128)
objecten (56)
ondergang (41)
opkomst (42)
periode (54)
plaats (77)
planeet (136)
planeten (66)
positie (82)
schemering (47)
schijnbare (78)
seizoenen (39)
ster (66)
sterren (100)
sterrenbeeld (35)
sterrenbeelden (44)
sterrenhemel (38)
telescoop (37)
tijd (63)
uur (49)
Venus (43)
verrekijker (33)
waarnemen (33)
waarnemer (36)
zichtbaar (55)
zien (56)
zon (275)
zonnestelsel (47)
gemaakt door TagCrowd.com
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aarde | De Aarde is één van de acht planeten van ons zonnestelsel. Vanaf de Zon gezien is de Aarde de derde planeet. Om de Aarde draait één satelliet die we de Maan noemen. De Aarde is de enige planeet waarvan we weten dat er leven op voorkomt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aardbaan | Zie planeetbaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aardse planeet | Een aardse planeet (ook wel rotsplaneet genoemd) is een planeet die uit vaste rots bestaat en qua samenstelling, afmetingen en massa op de Aarde lijkt. De aardse planeten in ons zonnestelsel zijn Mercurius, Venus, de Aarde en Mars. De Aarde is de grootste van deze vier planeten en een stuk kleiner dan de gasplaneten. De aardse planeten bevinden zich bovendien dichter bij de Zon. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aberratie | De aberratie is het verschijnsel dat licht niet exact van de bron lijkt te komen voor een bewegende waarnemer. Vergelijk dit met iemand die een sneeuwbal van een viaduct op een passerende auto laat vallen: door de snelheid van de auto lijkt voor de automobilist de sneeuwbal schuin van voren te komen, in plaats van exact van boven. Hetzelfde geldt voor een lichtstraal van een verre ster die in een telescoop van een waarnemer op Aarde valt. Door de beweging van de Aarde om de Zon, met zo'n 30 km/s, lijkt het licht meer van 'voren' (de richting waarin de Aarde beweegt) te komen en daarvoor moet worden gecorrigeerd wanneer men precieze geocentrische posities van zowel objecten in het zonnestelsel als 'vaste' objecten wil berekenen. (De aberratie voor sterren waargenomen op Aarde is veel kleiner dan die van een sneeuwbal waargenomen door een automobilist, doordat het licht vele malen sneller beweegt dan de Aarde, terwijl een sneeuwbal die van een viaduct valt langzamer beweegt dan een auto). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afnemende Maan | De Maan wordt afnemend genoemd wanneer deze zich in een fase tussen Volle Maan en Nieuwe Maan bevindt, waarbij het verlichte deel van de Maan kleiner wordt. Dit wordt ook wel krimpende Maan genoemd. De periode tussen Nieuwe Maan en Volle Maan heet wassende Maan. De fase van Laatste Kwartier vindt plaats bij afnemende Maan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afplatting | De afplatting van een planeet is de grootheid die aangeeft in hoeverre de vorm van de planeet afwijkt van een bol. Door de rotatie is een planeet vaak een beetje afgeplat aan de polen en stulpt deze uit aan de equator. Deze vorm van een afgeplatte bol wordt oblate ellipsoïde genoemd. Een planeet met een afplatting gelijk aan nul is een perfecte bol, hoe dichter de afplatting bij één ligt, des te 'platter' is de planeet. Voor de planeten in ons zonnestelsel is het effect van afplatting het grootst bij de planeet Jupiter, door de grote afmetingen en de snelle rotatie van deze planeet. Afplattingen van de gasplaneten zijn over het algemeen groter dan die van de aardse planeten. De afplattingen van de verschillende planeten zijn te vinden in de kolom "e" van de tabel Gegevens van de planeten. De afplatting van een planeetbaan wordt excentriciteit genoemd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afstand | Zie schijnbare afstand. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
analemma | Een analemma is de figuur die bijvoorbeeld wordt verkregen door op iedere dag van het jaar om 12 uur 's middags een foto van de zuidelijke hemel te maken (dus met de Zon erop), en al die foto's tot één afbeelding te verwerken. De positie van de Zon variëert in hoogte door de seizoenen en in horizontale positie doordat de aardbaan elliptisch is, waardoor een zonnedag niet altijd even lang is. De combinatie van de horizontale en verticale beweging resulteert in een figuur in de vorm van het cijfer 8. De horizontale as van een analemma wordt vaak aangeduid in graden (net als de verticale as), maar ook in het aantal minuten dat de Zon vroeger of later door het zuiden trekt dan gemiddeld; de zogenaamde tijdsvereffening. Voorbeelden van analemma's zijn te vinden op de pagina analemma. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
anomalistische maand | De anomalistische maand is de tijdspanne tussen tweemaal dezelfde apside van de Maan (twee perigea of apogea). De anomalistische maand duurt gemiddeld circa 27,554 550 dagen en wordt iedere 1000 jaar ongeveer 0,9 seconden korter. Zie ook andere definities van het woord maand. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
apertuur | De apertuur is de diameter van de hoofdlens of hoofdspiegel van een verrekijker of telescoop. Op een verrekijker staat de apertuur vaak aangegeven in millimeters (12x50 betekent een vergroting van 12x en een apertuur van 50mm), bij een telescoop zijn dit millimeters, centimeters of inches. Hoe groter de apertuur van een kijker, des te meer licht wordt verzameld en des te zwakker zijn de objecten met een magnitude boven de grensmagnitude die nog kunnen worden waargenomen. Om de benodigde apertuur van een kijker te berekenen kun je het magnitudecontrast gebruiken. Je kunt de apertuur zelf uitrekenen met de module visibility in libTheSky. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aphelium | Het punt van de elliptische baan van een planeet, planetoïde of periodieke komeet, dat het verst van de Zon ligt. De Aarde staat rond 4 juli in het aphelium, zodat de Zon dan kleiner lijkt dan gemiddeld (Grieks: apo: veraf, Helios: Zon). Daarnaast is de baanbeweging van een planeet in het aphelium langzamer dan gemiddeld. Gegevens van het aphelium voor iedere planeet zijn te vinden in de tabel planeetverschijnselen. Zie ook: perihelium. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
apogeum | Het punt van de elliptische baan van de Maan of een kunstsatelliet, dat het verst van de Aarde ligt en dus een apside. Wanneer de Maan in het apogeum staat, staat deze verder weg en heeft een kleinere schijnbare diameter (Grieks: apo: veraf, Gaia: Aarde). Daarnaast is de baanbeweging van de Maan in het perihelium sneller dan gemiddeld. De periode tussen twee apogea heet de anomalistische maand. Gegevens van het apogeum van de Maan zijn te vinden in de tabel verschijnselen van de Maan. Zie ook: perigeum. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
apside | Een apside of apsis is een van de twee extreme punten van de elliptische baan van een hemellichaam, ofwel het punt dat het dichtste bij (peri-) het omcirkelde object ligt, ofwel het punt dat daar het verst vandaan (apo-) ligt. Bij een object dat om de Zon draait spreken we van perihelium en aphelium, bij de Aarde van perigeum en apogeum en in een dubbelster van periastron en apastron. Gegevens van de apsiden voor iedere planeet zijn te vinden in de tabel planeetverschijnselen, en voor de Maan in de tabel verschijnselen van de Maan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
asgrauw schijnsel | Met het asgrauw schijnsel wordt het oplichten van het donkere (niet door de Zon verlichte) deel van de Maan bedoeld. Dit licht is zonlicht dat via de Aarde op de Maan terecht komt. Het asgrauw schijnsel is met name goed te zien een paar dagen voor of een paar dagen na Nieuwe Maan, wanneer de maansikkel nog erg dun is. In de Benelux is het effect vlak na Nieuwe Maan sterker dan ervoor, doordat de Maan zich dan kort na zonsondergang boven de Atlantische Oceaan bevindt, waarin het zonlicht sterk gereflecteerd wordt. Vlak voor Nieuwe Maan staat de Maan boven Azië, dat zonlicht veel minder efficiënt reflecteert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
asterisme | Een asterisme is een compacte verzameling van sterren die niet fysiek bij elkaar horen, zoals dat wel het geval is bij een sterhoop, maar toevallig in dezelfde richting aan de hemel staan. Asterismen vallen onder de deepsky-objecten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
asteroïde | Onjuiste benaming voor planetoïde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
astronomische eenheid | De astronomische eenheid (A.E.; Engels: astronomical unit, A.U.) is een afstandsmaat die wordt gebruikt om afstanden binnen het zonnestelsel aan te geven. 1 A.E. is de (gemiddelde) afstand van de Aarde tot de Zon, ongeveer 149,6 miljoen km (149.600.000 km). Om grotere afstanden aan te geven wordt meestal het lichtjaar of de parsec gebruikt. Er gaan ongeveer 63.240 A.E. in een lichtjaar en circa 206.265 A.E. in een parsec. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
astronomische nacht | Met de term astronomische nacht duiden we dat deel van een etmaal aan, waarin de Zon meer dan 18° onder de horizon staat en het dus goed donker is (los van Maan en kunstlicht). In de zomer vindt in onze streken een aantal dagen lang geen astronomische nacht plaats, doordat de Zon te hoog aan de hemel staat en 's nachts niet de hoogte van -18° bereikt. In de sterrenkunde is nacht het tegenovergestelde van schemering, en dus is de astronomische nacht die periode waarin er geen astronomische schemering plaatsvindt. Zie bij nacht voor meer definities van nacht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
astronomische schemering | Met de term astronomische schemering duidt een sterrenkundige dat deel van een etmaal aan, waarin de Zon minder dan 18° onder de horizon staat. Dit is dus de gehele periode van daglicht, plus (meestal) een deel van de avond en ochtend. In de Benelux staat de Zon in de zomer echter midden in de nacht minder dan 18° onder de horizon en dus vindt gedurende het gehele etmaal de astronomische schemering plaats. Het deel van de nacht waarin de Zon meer dan 18° onder de horizon staat, en wanneer het dus helemaal donker is, noemen we astronomische nacht. Zie bij schemering voor meer informatie. Op deze website is informatie over de schemering te vinden in de interactieve en niet-interactieve tabellen voor opkomst, ondergang en schemering, en in de schemerdiagrammen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aurora | Aurora is de Latijnse naam voor poollicht; noorderlicht (Aurora Borealis) of zuiderlicht (Aurora Australis). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
atmosfeer | Een atmosfeer of dampkring is de gaslaag rond het oppervlak van een planeet. De term atmosfeer wordt ook gebruikt voor de buitenste lagen van een gasplaneet of zelfs een ster. In het geval van de Aarde bevat de atmosfeer onder andere de lucht die wij inademen, al ons weer en de ozonlaag die ons beschermt tegen ultraviolette straling van de Zon. Ook het poollicht en meteoren spelen zich in onze atmosfeer af. De atmosfeer wordt steeds ijler naarmate je hoger komt, en gaat geleidelijk over in de lege ruimte van het heelal. Er is geen duidelijke grens waar de atmosfeer ophoudt; adem halen is praktisch onmogelijk op 10 km hoogte, poollicht en meteoren spelen zich af op circa 100 km van het aardoppervlak en het ruimtestation ISS draait op circa 400 km hoogte zijn rondjes. Buiten de aardatmosfeer bevindt zich de magnetosfeer. De Maan heeft geen atmosfeer, de planeet Mars een hele ijle en Venus een veel dichtere atmosfeer dan de Aarde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
avondhemel | Met avondhemel wordt de sterrenhemel bedoeld die voor een bepaalde locatie rond de avondschemering zichtbaar is, dus vlak na zonsondergang. Objecten die dan laag boven de westelijke of zuidwestelijke horizon staan zijn over het algemeen alleen rond dat moment korte tijd zichtbaar. De binnenplaneten Mercurius en Venus zijn voornamelijk te zien aan de avond- of ochtendhemel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
avondschemering | Met avondschemering wordt in de sterrenkunde het einde van de schemering aangeduid, dus aan het begin van de nacht, wanneer het 's avonds donker begint te worden. Zie ochtendschemering en de omschrijving bij schemering, die afwijkt van de alledaagse definitie. De sterrenhemel in de avondschemering wordt wel avondhemel genoemd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
avondster | Met een avondster wordt de binnenplaneet Mercurius of, vaker, Venus bedoeld, die verschijnt aan de avondhemel. Met name Mercurius, en in mindere mate Venus, staat dicht bij de Zon, en is dus alleen zichtbaar (vlak) voor zonsopkomst of vlak na zonsondergang. In het eerste geval heet de planeet avondster, in het tweede geval ochtendster. Een avondster is het best zichtbaar rond de grootste elongatie. Voor de verschijningen van Mercurius en Venus zijn horizonkaarten beschikbaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
azimut | Het azimut (az.) van een hemellichaam geeft aan in welke (wind)richting het object aan de hemel staat. Het azimut van een object hangt dus af van de plaats op Aarde, iedere plaats op Aarde heeft immers een (net) iets andere sterrenhemel. Zo kan het zijn dat in Europa de Zon in het westen staat, en dus bijna ondergaat, terwijl diezelfde Zon in Amerika op dat moment pas net opkomt en dus in het oosten staat. Het azimut van de Zon is voor deze twee gevallen dus volstrekt anders. Het azimut van het object wordt normaal gesproken uitgedrukt in graden (°). Op deze website wordt het noorden aangeduid met 0°, het oosten met 90°, het zuiden met 180° en het westen met 270°, net als het geval is met windrichtingen en een kompas. (In veel gevallen wordt in de sterrenkunde voor het zuiden 0° genomen, voor het westen 90°, enzovoorts.) Wanneer men bijvoorbeeld de planeet Uranus wil waarnemen is het niet genoeg te weten dat deze 'in het oosten' staat, maar kan het azimut gebruikt worden om de nauwkeurige positie weer te geven. Het azimut is dus de coördinaat die aangeeft waar het object boven (of onder) de horizon staat. Om de exacte positie van het object te weten is dan nog een tweede coördinaat nodig: de hoogte. Voor de definities van de windrichtingen (zoals ZZW) uitgedrukt in azimut, zie onder windrichting. Om het azimut en de hoogte van een object uit te rekenen uit de rechte klimming en declinatie wordt de uurhoek gebruikt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bedekking | Een bedekking vindt plaats wanneer een groter voorgrondobject voor een kleiner achtergrondobject langs beweegt, en het achtergrondobject volledig bedekt. Zo vinden er regelmatig sterbedekkingen door de Maan plaats, wanneer de Maan voor een ster langs beweegt, of bedekkingen van de manen van Jupiter, wanneer een maan achter de planeetschijf langs beweegt. Wanneer het voorgrondobject groter is, maar het achtergrondobject niet volledig bedekt spreken we van een gedeeltelijke bedekking. Wanneer het voorgrondobject kleiner is dan het achtergrondobject (en het dus ook niet volledig bedekt) is er sprake van een overgang. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
baan | De baan van hemellichaam is het pad van dat object om een ander object. Zo kennen we bijvoorbeeld de maanbaan, een planeetbaan en de banen van sterren in een dubbelster. Gegevens van planeetbanen zijn te vinden in de tabel Gegevens van de planeetbanen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
baanperiode | De baanperiode van een hemellichaam is de tijd die dat object nodig heeft om één baan om een ander object af te leggen. Zo kennen we de baanperiode van de Maan om de Aarde, en van planeten om de Zon. Met de baanperiode van een planeet wordt meestal de siderische periode bedoeld, soms ook de synodische periode. De baanperiodes van de planeten van ons zonnestelsel zijn te vinden in de tabel Gegevens van de planeetbanen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
baansnelheid | De baansnelheid van een hemellichaam is de snelheid waarmee dat object zijn baan om een ander object aflegt. Zo kennen we de baansnelheid van de Maan om de Aarde, en van planeten om de Zon. De snelheden van de planeten zijn te vinden in de tabel Gegevens van de planeetbanen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
benedenconjunctie |
1. planeetverschijnsel: Een binnenplaneet is in benedenconjunctie wanneer de
planeet tussen de Aarde en de Zon door beweegt. De planeet
staat dan dus dichter bij de Aarde dan de Zon. Alleen tijdens een benedenconjunctie kan een overgang van de planeet over de
zonneschijf worden waargenomen, al vindt niet bij iedere benedenconjunctie een overgang plaats, door de
inclinatie van de planeetbaan. Gegevens van de benedenconjuncties van
Mercurius
en Venus zijn te vinden in de tabel
planeetverschijnselen.
2. satellietverschijnsel: Een satelliet is in benedenconjunctie met de planeet waarom de satelliet draait, wanneer de satelliet tussen de planeet en de Aarde door beweegt. Ook voor een satelliet geldt dat overgangen over de planeetschijf plaatsvinden bij een benedenconjunctie, maar dat niet iedere benedenconjunctie ook een overgang betekent. Benedenconjuncties van de manen van Jupiter staan vermeld in de tabellen verschijnselen van de manen van Jupiter. Zie ook: bovenconjunctie, conjunctie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bijschaduw | De bijschaduw of halfschaduw van een donker voorwerp dat wordt verlicht door een lichtbron, is de minder donkere schaduw die zich niet direct achter het donkere voorwerp bevindt, maar iets verder van de schaduw-as. De bijschaduw bevindt zich rond de kernschaduw, die zich direct achter het donkere voorwerp bevindt. Vanuit de bijschaduw gezien wordt de lichtbron slechts gedeeltelijk bedekt, en valt er dus minder licht van de lichtbron dan normaal. In de sterrenkunde wordt deze term onder andere gebruikt bij zonsverduisteringen, wanneer de schaduw van de Maan op de Aarde valt, en bij maansverduisteringen, wanneer de schaduw van de Aarde op de Maan valt. In deze gevallen wordt de bijschaduw ook penumbra genoemd. Wanneer men zich bij een zonsverduistering in de bijschaduw bevindt, ziet men een gedeeltelijke eclips, (er is een 'hap' uit de Zon) terwijl een waarnemer in de kernschaduw een totale verduistering (de Zon is volledig verduisterd) ziet. Bij een maansverduistering is de Maan slechts enigszins donkerder dan normaal wanneer de Maan in de penumbra staat, en vrijwel helemaal donker wanneer de Maan zich in de umbra van de Aarde bevindt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
binnenplaneet | Een binnenplaneet is een planeet die om de Zon draait in een baan die binnen de baan van de Aarde ligt. Een binnenplaneet staat dus dichter bij de Zon dan de Aarde. De binnenplaneten zijn Mercurius en Venus. Doordat een binnenplaneet dichter bij de Zon staat, is deze vanaf de Aarde gezien nooit ver van de Zon verwijderd (28° en 48° voor Mercurius, respectievelijk Venus) en is voornamelijk aan de ochtendhemel of avondhemel te zien. Het beste moment om een binnenplaneet waar te nemen is tijdens zijn grootste elongatie, al is niet iedere verschijning even gunstig (zie Waardoor zijn Mercurius en Venus soms ver van de Zon slecht zichtbaar? in de veelgestelde vragen). Zie ook: buitenplaneet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
blauwe maan | Blauwe Maan is de naam voor de tweede Volle Maan in een bepaalde maand. In een gemiddeld jaar vindt circa 12,368 keer Volle Maan plaats, iets meer dan eens per maand. Het overschot (0,368) hoopt zich op totdat er een tweede Volle Maan in een maand voorkomt. Dit gebeurt gemiddeld eens in de ruim 1/0,368 = 2,715 jaar (2 jaar en 8,6 maanden). Het gebeurt natuurlijk precies vier maal zo vaak dat een willekeurige maanfase in een maand voorkomt, dat is dus gemiddeld eens in de 8,15 maanden. Overigens hangt het voorkomen van een Blauwe Maan af van de tijdzone waarin men zich bevindt. Wanneer een Volle Maan in Europa bijvoorbeeld in de avond van 31 januari plaatsvindt, is het in Australië al februari en is daar dezelfde Volle Maan dus geen Blauwe Maan. Een Blauwe Maan is dus geen bijzonder astronomisch verschijnsel, maar een artefact van onze kalender. Zie ook de lijst met Blauwe Manen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bolvormige sterhoop | Een bolvormige sterhoop, bolvormige stercluster of bolhoop is een groep van typisch enkele miljoenen sterren die tegelijk en uit dezelfde gaswolk zijn ontstaan. De vorm van een bolhoop is over het algemeen rond (sferisch). De meeste bolhopen die door amateur-sterrenkundigen worden waargenomen behoren tot ons Melkwegstelsel en bewegen in banen met een hoge inclinatie die ze ver boven of onder het vlak van de Melkweg brengt. De sterren in een bolvormige sterhoop hebben ongeveer dezelfde leeftijd en staan op dezelfde afstand van de Zon. In het geval van de bolhopen bij ons Melkwegstelsel zijn deze sterren over het algemeen 10-13 Gjr oud. Een bekende bolhoop aan de noordelijke hemel is M13 in het sterrenbeeld Hercules. Het andere type sterhoop dat veel wordt waargenomen door amateurs is de open sterhoop, die minder en jongere sterren bevat dan een bolhoop. Bolvormige sterhopen maken deel uit van de deepsky-objecten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boogminuut | Een boogminuut (’, arcminute) is een maat om een (kleine) hoek of schijnbare afstand tussen twee hemellichamen, of de schijnbare afmetingen van een object aan te geven. Er gaan 60’ in een graad (°) en 60 boogseconden in een 1’. Er gaan dus 21.600’ in een cirkel, en 1’ = 0,0167°. De (Volle) Maan heeft een diameter van ongeveer 30’ (een halve graad). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boogseconde | Een boogseconde (”, arcsecond) is een maat om een kleine hoek of schijnbare afstand tussen twee hemellichamen, of de afmetingen van een object aan te geven. Er gaan 60” in een boogminuut, 3600” in een graad (°) en dus 1.296.000” in een cirkel. 1” is dus 1/3600°, ofwel 0.000278°. Voor hele kleine hoeken (bijvoorbeeld een parallax van een ster op grote afstand of de eigenbeweging van sterren) wordt vaak de milliboogseconde (milliarcsecond, mas) gebruikt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bovenconjunctie |
1. planeetverschijnsel: Een binnenplaneet is in bovenconjunctie wanneer de planeet
vanaf de Aarde gezien achter de Zon langs beweegt. De planeet staat dan dus verder van de Aarde dan de Zon.
Gegevens van de benedenconjuncties van Mercurius en
Venus zijn te vinden in de tabel
planeetverschijnselen.
2. satellietverschijnsel: Een satelliet is in bovenconjunctie met de planeet waarom de satelliet draait, wanneer de satelliet vanaf de Aarde gezien achter de planeet langs beweegt. Bedekkingen van de satelliet door de planeetschijf vinden plaats bij een bovenconjunctie, maar niet iedere bovenconjunctie betekent een overgang. Bovenconjuncties van de manen van Jupiter staan vermeld in de tabellen verschijnselen van de manen van Jupiter. Zie ook: benedenconjunctie, conjunctie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
buitenplaneet | Een buitenplaneet is een planeet die om de Zon draait in een baan die buiten de baan van de Aarde ligt. Een buitenplaneet staat dus verder van de Zon dan de Aarde. De buitenplaneten zijn Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. Het beste moment om een buitenplaneet waar te nemen is rond zijn oppositie. Zie ook: binnenplaneet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
burgerlijke nacht | Met de term burgerlijke nacht duiden we dat deel van een etmaal aan, waarin de Zon meer dan 6° onder de horizon staat (een hoogte van -6° of minder) en het dus enigszins donker is. Gedurende de burgerlijke nacht kunnen we de helderste hemelobjecten (na Zon en Maan) met het blote oog waarnemen. In de sterrenkunde is nacht het tegenovergestelde van schemering, en dus is de burgerlijke nacht die periode waarin er geen burgerlijke schemering plaatsvindt. Zie bij nacht voor meer definities van nacht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
burgerlijke schemering | Met de term burgerlijke schemering duidt een sterrenkundige dat deel van een etmaal aan, waarin de Zon minder dan 6° onder de horizon staat. Dit is dus de gehele periode van daglicht, plus (meestal) een deel van de avond en ochtend. Het deel van de nacht waarin de Zon meer dan 6° onder de horizon staat, noemen we burgerlijke nacht. Zie bij schemering voor meer informatie. Op deze website is informatie over de schemering te vinden in de interactieve en niet-interactieve tabellen voor opkomst, ondergang en schemering, en in de schemerdiagrammen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
circumpolair | Een hemelobject heet circumpolair (letterlijk: rond de pool) voor een bepaalde waarneemlocatie wanneer het object nooit onder de horizon verdwijnt voor een waarnemer op die locatie. Voor een waarnemer op een geografische breedte van 52° (ongeveer Midden-Nederland) zijn alle objecten met een declinatie van 90°-52°=38° of hoger circumpolair. Bekende circumpolaire sterren in onze streken zijn (natuurlijk) de poolster, Wega (net wel/net niet), Capella en Deneb. Uitgestrekte objecten, zoals sterrenbeelden, kunnen gedeeltelijk circumpolair zijn wanneer slechts een deel van dat object altijd boven de horizon staat. Vanuit Utrecht zijn slechts vijf sterrenbeelden volledig circumpolair: Cam, Cas, Cep, Dra en UMi; 13 sterrenbeelden zijn gedeeltelijk circumpolair, waaronder Andromeda en de Grote Beer. Vanaf de polen zijn alle zichtbare sterrenbeelden gedeeltelijk of volledig circumpolair, vanaf de evenaar is geen enkel sterrenbeeld circumpolair en zijn slechts twee sterrenbeelden gedeeltelijk circumpolair: de Kleine Beer en de Octant (de sterrenbeelden die de noordpool, respectievelijk zuidpool beslaan). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cluster | Met een cluster wordt in de sterrenkunde een groep van hemelobjecten bedoeld. Zo kennen we sterclusters of sterhopen, clusters van sterrenstelsels en superclusters van sterrenstelsels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cluster van sterrenstelsels | Een cluster van sterrenstelsels is een verzameling van typisch honderden tot duizenden sterrenstelsels. Sterrenstelsels komen voor in groepen van enkele tot enkele tientallen stelsels, en deze groepen zijn verzameld in clusters. Clusters van sterrenstelsels vormen op hun beurt weer superclusters. Een bekende cluster van sterrenstelsels is de Virgocluster in het sterrenbeeld Maagd, op een afstand van circa 18 Mpc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
conjunctie |
1. tussen twee hemellichamen: Samenstand tussen twee hemellichamen, bijvoorbeeld de Maan
en een ster. Officiëel
vindt de conjunctie plaats op het moment dat de twee hemellichamen dezelfde rechte klimming
hebben, sommigen gebruiken
de term voor gelijke ecliptische lengte. Beide definities duiden echter geen moment aan dat voor het oog bijzonder is;
twee hemellichamen kunnen in theorie in conjunctie zijn en toch 180° uit elkaar staan. Om die reden staat in de
astrokalender
van deze website het moment van nauwste samenstand vermeld.
2. tussen een planeet en de Zon: Samenstand tussen een planeet en de Zon. Bij een buitenplaneet spreken we van de conjunctie wanneer de planeet vanaf de Aarde gezien achter de Zon langs beweegt (en mogelijk door de Zon wordt bedekt), zodat deze enige tijd onzichtbaar is door het felle zonlicht. Het tegenovergestelde van conjunctie in dit verband is oppositie. Bij binnenplaneten onderscheiden we de bovenconjunctie en de benedenconjunctie. Gegevens van de conjuncties van de planeten zijn te vinden in de tabel planeetverschijnselen, een schematische figuur met de posities voor Mars in oppositie (M1) en conjunctie (M2) ten opzichte van de Aarde (A) is te vinden in Figuur 1 van de pagina Waardoor kunnen we Venus zien? in de veelgestelde vragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
coördinaat | Een coördinaat is een getal dat wordt gebruikt om de positie van een object aan te geven. Aangezien over het algemeen twee of meer van deze getallen nodig zijn, gebruiken we het woord meestal in het meervoud en spreken we van de coördinaten van een object. Om bijvoorbeeld een plaats op het aardoppervlak aan te geven zijn twee coördinaten nodig: de lengtegraad en breedtegraad (deze worden ook wel GPS-coördinaten genoemd, hoewel ze al lang voor de ontwikkeling van het GPS bestonden). Voor de positie van een hemellichaam zijn eveneens twee coördinaten nodig. Afhankelijk van de toepassing wordt meestal gebruik gemaakt van horizontale coördinaten (voor een lokale waarnemer), ecliptische coördinaten (voor objecten in het zonnestelsel), of equatoriale coördinaten (voor posities van, of ten opzichte van, de vaste sterren). Je kunt coördinaattransformaties tussen verschillende coördinaatsystemen zelf uitvoeren met de module coordinates in libTheSky. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
culminatie | Het woord culminatie wordt in de sterrenkunde gebruikt om het bereiken van het hoogste punt boven de horizon door een hemellichaam aan te geven (Latijn: culmen = top). Dit gebeurt wanneer dat hemellichaam de meridiaan passeert, in onze streken komt dit voor de meeste objecten overeen met de doorgang door het zuiden. Mits het donker is, is de culminatie een goed moment om een object waar te nemen. Tijdens de oppositie van een hemelobject vindt de culminatie plaats rond middernacht (betekenis 2). Dat is dus het meest gunstige moment in het jaar om dat hemelobject waar te nemen. Je kunt de culminatie van Zon, Maan, planeten en sterren zelf uitrekenen met de module riset in libTheSky. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dag | Met een dag drukken we normaal gesproken de tijdspanne uit van de rotatieperiode van de Aarde, dus een etmaal, of 24 uur, ofwel 1440 minuten, of 86 400 seconden. Na een dag staat een ster (vrijwel) exact op dezelfde plaats aan de hemel na eenmaal rond te zijn gegaan in zijn schijnbare beweging rond de Aarde. We noemen dit daarom ook wel een sterrendag. Doordat de Aarde eveneens in een baan om de Zon beweegt, duurt een zonnedag circa 3 minuten en 56 seconden korter dan een sterrendag. De variabele tijdspanne gedurende een etmaal waarin er daglicht aanwezig is, noemt men in de sterrenkunde schemering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daglicht | Met daglicht bedoelen we de (meestal dagelijkse, behalve bij de polen) periode waarin de Zon zich boven de horizon bevindt. Anders dan de lengte van de dag hangt de lengte van het daglicht af van de plaats op Aarde en de seizoenen. Het kenmerk van daglicht is dat er, behalve Zon en Maan, over het algemeen geen hemellichamen zichtbaar zijn. De periode van daglicht noemt men in de sterrenkunde schemering, de periode waarin er geen daglicht is noemen we nacht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dalende knoop | De dalende knoop is de knoop waar de Maan in zijn maandelijkse baan de ecliptica van noord naar zuid doorkruist. Tegenover de dalende knoop ligt de klimmende knoop. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dampkring | Zie atmosfeer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deepsky-object | Een deepsky-object is een zwak hemellichaam op grote afstand, zodat doorgaans een grote, lichtsterke telescoop of verrekijker nodig is om het object te kunnen waarnemen. Voorbeelden van deepsky-objecten zijn sterhopen, gasnevels en sterrenstelsels. Bekende voorbeelden van deepsky-objecten zijn de Orionnevel en Andromedanevel. Behalve een lichtsterk instrument is vaak ook een donkere waarneemplaats nodig, omdat men met name bij het waarnemen van deepsky-objecten veel last kan hebben van lichtvervuiling. Bekende deepsky-objecten zijn de vinden in de Messier-catalogus, en een groot aantal objecten is geclassificeerd in de New General Catalogue. Meer informatie over deze objecten is te vinden onder het kopje Deepsky op deze website. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
declinatie | De term declinatie wordt gebruikt om de breedtegraad van een hemellichaam in het equatoriale coördinatenstelsel aan te geven. De declinatie van een hemelobject is gelijk aan de geografische breedte van de waarnemer bij wie het object in het zenit staat. De declinatie wordt gemeten in graden, boogminuten en boogseconden. De declinatie wordt ook vaak aangeduid met de Griekse letter δ (delta). De lengtegraad in dit systeem heet rechte klimming. Door de eigenbeweging verandert de declinatie van 'vaste' objecten langzaam. Om de rechte klimming en declinatie van een object om te rekenen in de lokale coördinaten azimut en hoogte is de uurhoek nodig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Delta-t, Δt | De term Delta-t of Δt wordt gebruikt om het verschil aan te geven tussen een hypothetische Aarde die met exact constante snelheid zou roteren en de werkelijkheid, waarin de aardrotatie langzaam afneemt. Δt is het verschil tussen de universele tijd (UT) en de dynamische tijd (TD). Het probleem met Δt is dat het niet voorspeld kan worden; de waarde wordt bepaald aan de hand van waarnemingen van de sterrenhemel. Aangezien ik op deze website vaak 'voorspellingen' doe, gebruik ik een voorzichtige extrapolatie van de gemeten Δt-waarden. Voor een berekening van een paar jaar vooruit is de nauwkeurigheid meestal beter dan een seconde, maar voor berekeningen in de verre toekomst zou een (veel) groter verschil kunnen ontstaan. Over het algemeen betekent een fout in de waarde van Δt voor de verre toekomst dat een gebeurtenis net iets eerder of later plaatsvindt dan voorspeld (de Aarde is iets minder of meer doorgedraaid dan gedacht), maar in het geval een zonsverduistering in de verre toekomst kan dit een grote impact hebben, doordat de schaduw van de Maan op een (heel) ander gebied op Aarde terechtkomt. De wijze waarop ik toekomstige waarden van Δt bepaal staat beschreven (in het Engels) op de pagina Extrapolation of Δt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
diameter |
De diameter van een (rond) hemellichaam is de afmeting van de doorsnede van dat object,
ofwel tweemaal zijn straal.
1. de schijnbare diameter wordt gebruikt om de grootte van een object aan de hemel aan te geven en wordt uitgedrukt in graden, boogminuten of boogseconden. Bijna overal op deze website bedoel ik schijnbare diameter wanneer ik diameter schrijf. 2. de fysieke diameter van een object drukken we meestal uit in kilometers (bijvoorbeeld voor planeten), zonsstralen voor sterren en lichtjaren of parsecs voor bijvoorbeeld sterrenstelsels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dierenriem | De dierenriem of zodiak is de verzameling van sterrenbeelden op de ecliptica, die hoofdzakelijk dieren voorstellen. Volgens astrologen bepaalt het sterrenbeeld waarin de Zon zich bevindt op het moment dat een persoon wordt geboren, de eigenschappen van die persoon. (Die persoon 'heeft' of 'is' dan dat sterrenbeeld). Hierbij wordt dan ten eerste geen rekening gehouden met het feit dat er niet 12, maar 13 tekens van de dierenriem zijn (iemand die wordt geboren tussen 30 november en 17 december is eigenlijk een Slangendrager!) en bovendien wordt geen rekening gehouden met de precessie, waardoor de dierenriem inmiddels één sterrenbeeld is opgeschoven, en de door astrologen gebruikte methode dus 2000 jaar achterloopt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doorgang | Met de doorgang of transit van een hemellichaam wordt over het algemeen de doorgang door het zuiden bedoeld, voor een waarnemer op het noordelijk halfrond (of door het noorden voor een waarnemer op het zuidelijk halfrond). Tijdens de doorgang van een object staat het in het hoogste punt aan de hemel dat die dag wordt bereikt: de culminatie. Vaak wordt met het begrip ‘doorgang’ het tijdstip van de doorgang bedoeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
draconitische maand | Een draconitische maand is de tijd die de Maan nodig heeft om eenmaal zijn twee knopen te doorlopen, bijvoorbeeld van klimmende knoop tot klimmende knoop. De verhouding tussen de draconitische maand en de synodische maand bepaalt wanneer zonsverduisteringen en maansverduisteringen voorkomen. Het woord 'draconitisch' verwijst naar de mythische draak (Latijn: draco) die de Zon of Maan tijdens een eclips zou opeten. Een draconitische maand duurt 27,212 221 dagen en wordt iedere 1000 jaar zo'n 0,33 seconden langer. Zie ook andere definities voor de tijdspanne van een maand. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
driedubbelster | Een driedubbelster is een systeem waarin drie sterren elkaar beïnvloeden door hun zwaartekracht. De meeste sterren zijn hiërarchisch en bestaan uit een dubbelster en een korte baanperiode met de derde ster ver daar vandaan in een lange baanperiode. De drie sterren kunnen elkaar beïnvloeden zoals de sterren in een dubbelster. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dubbelster | Met een dubbelster wordt een systeem van twee sterren aangeduid die elkaar beïnvloeden door hun zwaartekracht. De twee sterren bewegen hierdoor in een baan om een gemeenschappelijk zwaartepunt. In dubbelsterren met een voldoende korte baanperiode kan een van de sterren gas overdragen naar zijn begeleider wanneer deze evolueert tot een rode-reuzenster, met soms dramatische gevolgen voor de twee sterren en hun baan. Een systeem van drie sterren heet een driedubbelster. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eclips | Met een eclips wordt een maansverduistering of (meestal) zonsverduistering bedoeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ecliptica | De ecliptica is het schijnbare pad van de Zon aan de hemel, waar de eclipsen plaatsvinden. Doordat de banen van de planeten en de Maan vrijwel in een vlak liggen, bevinden deze hemellichamen zich meestal ook in de buurt van de ecliptica aan de hemel. De bekende sterrenbeelden van de dierenriem liggen aan de ecliptica. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ecliptische breedte | De term ecliptische breedte (b of β (beta)) wordt gebruikt om de breedtegraad van een hemellichaam in het ecliptische coördinatenstelsel aan te geven. Met de ecliptische breedte wordt gemeten hoe ver een object van de ecliptica af staat en wordt uitgedrukt in graden, boogminuten en boogseconden (positief voor een object ten noorden van de ecliptica, negatief voor een object ten zuiden ervan). De lengtegraad in dit systeem heet de ecliptische lengte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ecliptische coördinaten | Het ecliptische coördinatenstelsel wordt in de astronomie gebruikt om de posities van objecten in het zonnestelsel aan te geven. De coördinaten in dit stelsel heten ecliptische lengte en ecliptische breedte. De 'evenaar' van het coördinatenstelsel is de ecliptica (vandaar de naam), het nulpunt is het het lentepunt. Aangezien de afstand van het object niet belangrijk is om het aan de hemelbol te vinden zijn deze twee coördinaten voldoende om de positie van een hemelobject eenduidig aan te geven. Voor 'vaste' objecten worden meestal equatoriale coördinaten gebruikt, om de lokale positie voor een waarnemer op een bepaalde plaats op Aarde aan te geven zijn dat horizontale coördinaten. Voor meer uitleg over de verschillende coördinaatsystemen, zie Hoe werken de verschillende coördinaatsystemen? in de veelgestelde vragen. Je kunt coördinaattransformaties tussen verschillende coördinaatsystemen zelf uitvoeren met de module coordinates in libTheSky. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ecliptische lengte | De term ecliptische lengte (l of λ) wordt gebruikt om de lengtegraad van een hemellichaam in het ecliptische coördinatenstelsel aan te geven. De ecliptische lengte wordt gemeten langs de ecliptica en uitgedrukt in graden, boogminuten en boogseconden. De ecliptische lengte heeft een waarde tussen 0° en 360°, het nulpunt van ecliptische lengte is het lentepunt. De breedtegraad in dit systeem heet de ecliptische breedte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste Kwartier | Het Eerste Kwartier (E.K.) is de maanfase, waarbij de rechterhelft van de Maan verlicht is (in België en Nederland tenminste, op het zuidelijk halfrond is het de linker helft). Een ezelsbruggetje om het verschil tussen Eerste Kwartier en Laatste Kwartier te onthouden is dat van de halve Maan bij E.K. de letter p van premier (Frans voor eerste) gemaakt kan worden, door een steeltje aan de Maan te denken. De fase van Eerste Kwartier vindt plaats bij wassende Maan. Een ander ezelsbruggetje is bijkomend (en te onthouden dat de cyclus bij Nieuwe Maan begint). Met name tussen Nieuwe Maan en Eerste Kwartier is het asgrauw schijnsel goed te zien. Zie ook maanfasen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eeuw | Een eeuw is een periode van 100 Juliaanse jaren van 365,25 dagen en dus in totaal 36.525 dagen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eigenbeweging | De eigenbeweging van een 'vast' hemellichaam (meestal een ster) is de schijnbare beweging van het object aan de hemel die wordt veroorzaakt door de fysieke beweging van dat object door de ruimte. De eigenbeweging wordt vaak gesplitst in de twee hemelcoördinaten rechte klimming (vα) en declinatie (vδ) en gemeten in boogseconden per eeuw (”/eeuw) of milliboogseconden per jaar. De eigenbeweging geeft dus de beweging in het vlak van de hemel aan, loodrecht op de kijkrichting. De fysieke beweging loodrecht op de eigenbeweging (dus in de kijkrichting) heet de radiële snelheid. De eigenbeweging is een eigenschap van het object, in tegenstelling tot de precessie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ellips, elliptisch | Een ellips is een afgeplatte cirkel, met twee brandpunten. De planeten draaien in elliptische banen om de Zon, waarbij de Zon in een van de brandpunten staat. Ook de Maan draait in een elliptische baan om de Aarde. Het gevolg hiervan is dat de Maan soms dichter bij de Aarde staat en soms verder weg, waardoor de apsiden ontstaan. Hetzelfde geldt voor de planeten, die soms dichter bij of verder van de Zon staan. De mate waarin een ellips afgeplat is heet excentriciteit. Een cirkel heeft een excentriciteit gelijk aan nul, zodat beide brandpunten samenvallen, een ellips heeft een excentriciteit tussen nul en één (0<e<1). Hoe groter de excentriciteit van een ellips, des te verder liggen ook de apsiden uit elkaar. Behalve de variërende afstand is een ander gevolg van een ellipsbaan dat het object niet altijd even snel beweegt. Een planeet beweegt bijvoorbeeld sneller wanneer hij dichter bij de Zon staat en minder snel wanneer deze verder van de Zon af staat. Dit veroorzaakt onder andere een variatie in de lengte van de zonnedag en dus de tijdsvereffening en geeft aanleiding tot de "acht-figuur" van een analemma. Een ander gevolg van de elliptische aardbaan is dat de Zon in onze streken ruim vier minuten langer boven de horizon staat dan in het geval van een cirkelvormige aardbaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
elongatie | De elongatie van een planeet is de hoekafstand tussen die planeet en de Zon. Een elongatie van 0° betekent dat de planeet in conjunctie is, een planeet met een elongatie van 180° is in oppositie. Mercurius en Venus bereiken hun grootste elongatie op veel kleinere afstand tot de Zon. De elongatie van alle planeten voor ieder moment is weergegeven in kolom 4 van de tabel planeetgegevens. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
equator | De equator of evenaar is de lijn op een bol die exact tussen de twee polen ligt en die het noordelijk halfrond van het zuidelijk halfrond scheidt. De equator op Aarde loopt door Zuid-Amerika (onder andere Equador), Afrika (net ten zuiden van Equatoriaal Guinea) en Indonesië en heeft per definitie de geografische breedtegraad 0°. De hemelequator of hemelevenaar loopt exact boven de evenaar op Aarde, splitst dus de hemelbol in de noordelijke en de zuidelijke hemel en heeft een declinatie van 0°. De hemelequator snijdt de ecliptica in het lentepunt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
equatoriale coördinaten | Het equatoriale coördinatenstelsel wordt in de astronomie gebruikt om de posities van 'vaste' objecten, zoals sterren, aan de hemelbol aan te geven. De coördinaten in dit stelsel heten rechte klimming (lengtegraad) en declinatie (breedtegraad). Het stelsel is vergelijkbaar met dat van de geografische coordinaten op Aarde. Het nulpunt van het coördinatenstelsel is het lentepunt en de equator is gelijk aan die van de Aarde, vandaar de naam. Aangezien de afstand van het object niet belangrijk is om het aan de hemelbol te vinden zijn deze twee coördinaten voldoende om de positie van een hemelobject eenduidig aan te geven. Door de precessie veranderen de rechte klimming en declinatie van de 'vaste' hemelobjecten langzaam, net als door de eigenbeweging van (voornamelijk) sterren. Voor objecten in het zonnestelsel worden meestal ecliptische coördinaten gebruikt, om de lokale positie voor een waarnemer op een bepaalde plaats op Aarde aan te geven zijn dat horizontale coördinaten. Voor meer uitleg over de verschillende coördinaatsystemen, zie Hoe werken de verschillende coördinaatsystemen? in de veelgestelde vragen. Je kunt coördinaattransformaties tussen verschillende coördinaatsystemen zelf uitvoeren met de module coordinates in libTheSky. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
equinox | De equinox of nachtevening is het moment waarop de Zon recht boven de equator of evenaar staat, waardoor de dag (of eigenlijk, de periode van daglicht) en de nacht precies even lang duren (Lat.: equi: gelijk, nox: nacht). Het begin van de lente is gedefinieerd als de lente-equinox, rond 21 maart, het begin van de herfst als de herfstequinox, rond 23 september. Aan het begin van de lente staat de Zon in het lentepunt. De equinoxen bepalen mede de seizoenen. De equinoxen voor de Aarde zijn weergegeven in de tabel Seizoenen 2001-2050. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
etmaal | Een etmaal is de periode van een 24 uur, ofwel 86400 seconden, die begint en eindigt om middernacht (betekenis 1), gedurende welke de datum niet verandert. Zie ook dag. De lengte van een etmaal is gebaseerd op de gemiddelde lengte van de zonnedag. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
evenaar | De evenaar is de meer gebruikte naam voor de equator van de Aarde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
excentriciteit | De excentriciteit van een ellips, zoals bijvoorbeeld een planeetbaan, is de grootheid die aangeeft in hoeverre de ellips afwijkt van een cirkel. Een cirkel heeft een excentriciteit gelijk aan nul. Hoe langgerekter (meer afgeplat) een ellips is, des te dichter ligt de excentriciteit bij één. De excentriciteiten van de planeetbanen zijn te vinden in de kolom met het kopje "e" in de tabel Gegevens van de planeetbanen. Daarin is te zien dat de baan van Mercurius erg afgeplat is, terwijl die van Venus bijna cirkelvormig is. Om aan te geven of een planeet bolvormig is of niet, spreken we van de afplatting van die planeet. Een parabool heeft een excentriciteit gelijk aan één, bij een hyperbool is dit groter dan één. Parabolische en hyperbolische banen zijn geen gesloten krommen, zodat de baanbeweging niet periodiek is (bijvoorbeeld bij een niet-periodieke komeet), in tegenstelling tot een ellips- of cirkelbaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
excentrisch | Zie elliptisch en excentriciteit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
exoplaneet | Een exoplaneet is een planeet die niet tot ons zonnestelsel behoort, maar in een baan om een andere ster draait. Door de grote afstand, het feit dat planeten zelf geen licht produceren en het verblindende licht van de nabije centrale ster, zijn exoplaneten (vooralsnog) alleen indirect waarneembaar. Op dit moment zijn meer dan honderd exoplaneten, en een aantal kleine planetenstelsels bekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fase | De fase of schijngestalte van een hemellichaam is de fractie van dat hemellichaam dat verlicht is. Het meest bekend zijn de maanfasen, maar ook de planeten vertonen tot op een bepaalde hoogte fasen. Doordat de binnenplaneten zich, vanaf de Aarde gezien, zowel voor als achter de Zon kunnen bevinden, vertonen zij alle fasen (van helemaal onverlicht (0%) tot volledig verlicht (100%)), net als de Maan. Een binnenplaneet is volledig verlicht wanneer deze zich in bovenconjunctie bevindt (vergelijk met Volle Maan) en volledig onverlicht wanneer deze zich in benedenconjunctie bevindt (zoals bij Nieuwe Maan). De buitenplaneten vertonen niet alle fasen, zij zijn altijd voor vrijwel 100% verlicht. Dit is meer het geval naarmate de planeet zich verder van de Zon bevindt (meer voor Neptunus dan Mars). De fase van Maan en planeten op ieder moment is te vinden in de interactieve tabel Posities en andere gegevens voor Zon, Maan en planeten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fasehoek | De fasehoek van een planeet is de hoek tussen de lijnen Zon–planeet en planeet–Aarde. De fasehoek wordt gebruikt om de fase en magnitude van een planeet uit te rekenen, maar bepaalt ook wanneer de manen van Jupiter worden verduisterd en welk deel van Saturnus' ringen zich in de schaduw van de planeet bevinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
foton | Een foton (Grieks: fotos = licht) is de wetenschappelijke naam voor een lichtdeeltje. Licht wordt in de natuurkunde voorgesteld als zowel een golf- als een deeltjesverschijnsel. Het licht van een hemellichaam, zoals bijvoorbeeld de Zon, wordt dan voorgesteld als een stroom fotonen. Fotonen hebben verschillende energiën, die zich in ons oog manifesteren als verschillende kleuren (en als verschillende golflengtes in de golfbeschrijving van licht). Uit het totale spectrum van zichtbaar licht hebben blauwe fotonen de meeste energie, rode de minste. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fotosfeer | De fotosfeer is het zichtbare oppervlak van de Zon, waar het zichtbare licht vanaf komt (Grieks: fotos = licht; sfeer = bol, schil), en dus het oppervlak dat wij met het blote oog kunnen zien. Doordat de Zon een gasbol is, is haar oppervlak niet eenduidig gedefiniëerd, maar hangt af van de soort straling waarmee wordt waargenomen (ultraviolet, zichtbaar licht, infrarood) of zelfs van de kleur van het licht. Zo zien we in een bepaalde rode kleur de chromosfeer van de Zon, die iets verder naar buiten ligt dan de fotosfeer. De fotosfeer is ook de laag waarin zonnevlekken voorkomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gasnevel | Een gasnevel of kortweg nevel is een hemellichaam dat meestal zichtbaar is als een wazig vlekje aan de sterrenhemel. Vrijwel altijd is een grote verrekijker of kleine telescoop nodig om zo'n nevel te zien, met name in de Benelux, met al zijn lichtvervuiling. We onderscheiden nevels die zichtbaar zijn doordat ze helder oplichten (emissienevel en reflectienevel), of doordat ze juist donker afsteken (absorptienevel). Een emissienevel wordt door een of meerdere sterren in de buurt verhit, waardoor de nevel zelf licht gaat uitstralen, zoals bijvoorbeeld een planetaire nevel. Een reflectienevel reflecteert voornamelijk sterlicht, en een absorptienevel steekt donker af tegen een helderder achtergrond. Een van de bekendste nevels is de Grote Orionnevel, een emissienevel in het sterrenbeeld Orion, die al met het blote oog als zwak 'sterretje' zichtbaar is, en waar een verrekijker of telescoop meer detail van laat zien. Gasnevels maken deel uit van de deepsky-objecten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gasplaneet | Een gasplaneet is een planeet die voor het grootste gedeelte, of helemaal, uit gas bestaat. De gasplaneten in ons zonnestelsel zijn Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. De gasplaneten worden vanwege hun omvang en massa ook wel de reuzenplaneten genoemd. Ze zijn verschillende malen zwaarder en groter dan de aardse planeten en bevinden zich verder van de Zon. Naast hun omvang kenmerken de gasplaneten zich door hun grote aantallen manen en hun ringenstelsels. De meeste bekende exoplaneten zijn gasplaneten, doordat zware exoplaneten gemakkelijker te detecteren zijn dan lichte planeten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geocentrische positie | De geocentrische positie (Grieks: Gaia: Aarde) is de positie van een hemellichaam voor een denkbeeldige waarnemer in het centrum van de Aarde. De geocentrische positie van de meeste objecten in ons zonnestelsel wordt bepaald door eerst de heliocentrische positie te berekenen en vervolgens te corrigeren voor de positie van de Aarde in het zonnestelsel. Voor het berekenen van de nauwkeurige geocentrische positie van praktisch alle hemellichamen moet rekening worden gehouden met de aberratie. Voor een precieze positie van nabije hemellichamen voor een bepaalde waarnemer op Aarde is de topocentrische positie van belang. Voor meer uitleg over de verschillende coördinaatsystemen, zie Hoe werken de verschillende coördinaatsystemen? in de veelgestelde vragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geografische coördinaten | De geografische coördinaten zijn de coördinaten die gebruikt worden om een plaats op Aarde (vandaar geo-) aan te duiden, de ons welbekende lengtegraad en breedtegraad. De coördinaten worden meestal uitgedrukt in oosterlengte of westerlengte, en noorderbreedte of zuiderbreedte. De coordinaten aan de hemel die parallel lopen aan de geografische coordinaten zijn de equatoriale coordinaten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gigajaar | Een gigajaar (Gjr) is een tijdseenheid van 1 miljard (1.000.000.000) jaar. De afkorting voor gigajaar is Gjr (Engels Gyr). De Zon (en dus de Aarde) is circa 4,6 Gjr oud, het heelal circa 13,8 Gjr. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gigaparsec | Een gigaparsec (Gpc) is een afstandsmaat van 1 miljard (1.000.000.000) parsec, circa 3,1×1022 km. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
graad | Een graad (°) is een maat om een hoek of schijnbare afstand aan de hemel aan te geven. Er gaan 360° (360 graden) in een cirkel, en 90° in een rechte hoek. Eén graad bevat 60 boogminuten (’) en 3600 boogseconden (”), d.w.z. 1° = 60’ = 3600”. Hoeken worden soms in decimale graden, graden en minuten of graden, minuten en seconden weergegeven, bijvoorbeeld 1,234° = 1°14,04’ = 1°14’02,4”. schijnbare oppervlakten aan de hemel worden uitgedrukt in vierkante graden (°2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gregoriaans jaar | Een Gregoriaans jaar is de gemiddelde lengte van een jaar in de Gregoriaanse kalender. De Gregoriaanse kalender maakt gebruik van schrikkeldagen om de lengte van het Gregoriaans jaar zo dicht mogelijk te laten uitkomen bij de lengte van het tropisch jaar. Iedere 400 jaar zijn er 97 schrikkeldagen (zie bij schrikkeljaar) en dus duurt een Gregoriaans jaar gemiddeld 365 + 97/400 = 365,242 5 dagen, slechts 26,8 seconden langer dan een tropisch jaar. Zie ook jaar, betekenis 2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gregoriaanse kalender | De Gregoriaanse kalender is de kalender die in 'het westen', en dus ook in de EU, wordt gebruikt en de Juliaanse kalender sinds 1582 heeft vervangen. De Gregoriaanse kalender is gebaseerd op het tropisch jaar, dat circa 365,242 190 dagen duurt. Door het gebruik van schrikkeldagen duurt het Gregoriaans jaar slechts 26,8 seconden langer dan een tropisch jaar. Wanneer onze kalender gebaseerd zou zijn op het siderisch jaar, zou het begin van de lente iedere circa 72 jaar één dag vroeger plaatsvinden en zouden de seizoenen dus langzaam door het jaar verschuiven. Door de keuze om de kalender op het tropisch jaar af te stemmen verschuift in plaats daarvan het lentepunt langzaam ten opzichte van de sterren. Hierdoor schuiven alle sterrenbeelden van de dierenriem iedere 2000 jaar ongeveer één sterrenbeeld op veranderen en de coördinaten van de 'vaste' objecten langzaam, wat een stuk minder dramatisch is dan verschuivende seizoenen. Op deze website worden data tot 1582 meestal aangeduid in de Juliaanse kalender, en vanaf 1582 in de Gregoriaanse kalender. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grensmagnitude | De grensmagnitude is helderheid van de zwakste ster die nog kan worden waargenomen onder bepaalde omstandigheden. De helderheid van sterren wordt uitgedrukt in magnitudes — hoe groter het getal, des te zwakker het object. Voor de grensmagnitude geldt hierdoor hoe groter het getal, des te zwakker de objecten zijn die nog kunnen worden waargenomen. Een object met een magnitude groter dan de grensmagnitude is onzichtbaar. Voor het blote oog wordt vaak een grensmagnitude van +6,0m opgegeven, onder ideale omstandigheden (Zon zeer diep onder de horizon, geen Maan, ster in het zenit), maar deze ligt in onze streken meestal lager door de lichtvervuiling. De omstandigheden die hierbij een rol spelen zijn de hoogte van de Zon onder de horizon, de fase en hoogte van de Maan, de afstand van het beschouwde gebied aan de hemel tot de Zon en de Maan en de hoogte van het hemelgebied boven de horizon. Wanneer de Zon maar net onder de horizon staat, wanneer de Volle Maan hoog aan de hemel staat, of wanneer het gebied aan de hemel waar je wilt waarnemen laag boven de horizon staat, is de grensmagnitude lager en zijn zwakke objecten niet te zien. De grensmagnituden en magnitudecontrasten op hemel.waarnemen.com zijn meestal bedoeld voor het blote oog. Het gebruik van een verrekijker of telescoop verhoogt de grensmagnitude, waardoor zwakkere objecten zichtbaar worden. Hoe goed een object van bepaalde helderheid zichtbaar is, of welke apertuur een instrument moet hebben om een voor het blote oog onzichtbaar object te kunnen zien, wordt berekend met het magnitudecontrast. Bedenk hierbij dat wazige objecten, zoals kometen en deepsky-objecten moeilijker zichtbaar zijn dan een ster met dezelfde helderheid. Je kunt grensmagnitudes zelf uitrekenen met de module visibility in libTheSky. Zie ook Waar in Nederland kun je het beste sterrenkijken? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grootste elongatie | De grootste elongatie van een binnenplaneet is het punt waar de planeet het verst van de Zon staat, en dus de maximale elongatie heeft. Voor Mercurius is de grootste elongatie nooit meer dan 28°, voor Venus is dit maximaal 48°. Afhankelijk van de positie van de planeet ten opzichte van de Zon spreekt men van grootste westelijke elongatie of grootste oostelijke elongatie. In het eerste geval is de planeet voor zonsopkomst te zien aan de ochtendhemel en heet ochtendster, in het tweede geval is dat na zonsondergang aan de avondhemel en heet de planeet avondster. Zie ook: Waardoor zijn Mercurius en Venus soms ver van de Zon slecht zichtbaar? in de veelgestelde vragen, en de tabellen met grootste elongaties voor Mercurius en Venus. Een schematische figuur met de posities voor Venus in grootste oostelijke (V3) en westelijke (V4) elongatie ten opzichte van de Aarde (A) is te vinden in Figuur 1 van de pagina Waardoor kunnen we Venus zien? in de veelgestelde vragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
halfschaduw | Een halfschaduw wordt in de sterrenkunde vaak bijschaduw of penumbra genoemd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Halve Maan | Bij Halve Maan is de zichtbare zijde van de Maan half verlicht. Dit gebeurt bij Eerste Kwartier en bij Laatste Kwartier. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heelal | Het heelal of universum omvat per definitie alles dat we kunnen waarnemen. Het heelal bevat objecten zoals planeten, sterren, sterrenstelsels, clusters van sterrenstelsels, veel lege ruimte, donkere materie, donkere energie en waarschijnlijk nog onontdekte vormen van materie en energie. Ruimte en tijd zijn een eigenschap van ons heelal, en dus is de vraag wat er buiten, voor of na het heelal is, was of zal zijn irrelevant. Het heelal ontstond circa 13,8 Gjr geleden in wat we de oerknal of big bang noemen. Door de uitdijing van het heelal sinds de oerknal is de rand van het zichtbare heelal tegenwoordig circa 46,5 miljard lichtjaar van ons verwijderd, ondanks het feit dat het licht slechts 13,8 Gjr lang heeft kunnen reizen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
helderheid | Zie magnitude. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heliocentrische positie | De heliocentrische positie (Grieks: Helios: Zon) van een hemellichaam is de positie in ons zonnestelsel voor een denkbeeldige waarnemer op de Zon. Om de exacte positie van planeten te bepalen wordt eerst de heliocentrische positie berekend, en vervolgens de geocentrische en daaruit topocentrische positie bepaald. Voor meer uitleg over de verschillende coördinaatsystemen, zie Hoe werken de verschillende coördinaatsystemen? in de veelgestelde vragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heliografische coördinaten | De heliografische coördinaten zijn de coördinaten die gebruikt worden om een plaats op de Zon (helios = Zon) aan te duiden. De coördinaten worden meestal uitgedrukt in lengte en breedte. Heliografische coördinaten zijn het equivalent van geografische coördinaten, maar dan voor de Zon. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hemel | Zie sterrenhemel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hemelbol | De hemelbol is een denkbeeldige holle bol waarop de sterrenhemel lijkt te zijn afgebeeld. Voor een waarnemer op donkere locatie met een vlakke horizon lijkt de sterrenhemel een halve bol of hemelkoepel te beslaan, waar de waarnemer het centrum van vormt (doordat ons oog de afstanden tot de sterren niet direct kan bepalen nemen onze hersenen aan dat alle hemelobjecten even ver weg staan, en dus op een bolschil om ons heen). De andere helft van de sterrenhemel is onzichtbaar, en deze twee helften samen vormen de hemelbol. De hemelbol is vergelijkbaar met een aardbol, behalve dat deze denkbeeldig is en hol; hij heeft een noord- en zuidpool en een evenaar die zich boven de noord en zuidpool en evenaar van de Aarde bevinden. Net als op de aardbol zijn twee coördinaten nodig om de positie van een object aan te geven: rechte klimming en declinatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hemelevenaar | Zie onder equator. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hemelkoepel | De hemelkoepel is de helft van de hemelbol die zichtbaar is voor een waarnemer op een bepaalde plaats en tijd. De hemelkoepel wordt van de Aarde gescheiden door de horizon. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hemellichaam | Met een hemellichaam of hemelobject bedoelen we heel algemeen een object dat zich aan de (sterren)hemel bevindt. Vaak gaat het dan om de Zon, de Maan, planeten, meteoren, of sterren. Dit zijn de beter zichtbare en dus bekendere hemellichamen. Minder gemakkelijk waarneembare objecten zijn bijvoorbeeld de manen van andere planeten, planetoïden, kometen, sterrenstelsels, gasnevels, et cetera. Hemellichamen buiten ons zonnestelsel worden wel 'vaste' objecten genoemd, omdat ze, voor waarnemingen met het blote oog, niet lijken te bewegen (maar zie ook onder eigenbeweging en radiële snelheid). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hemelobject | Zie hemellichaam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hemelpool | Zie pool. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
herfst | De herfst is een van de vier seizoenen in het jaar, de andere zijn winter, lente en zomer. De herfst op het noordelijk halfrond begint met de herfstequinox en eindigt met het wintersolstitium. Onze herfst duurt van ruwweg 23 september tot 21 december en is met bijna 90 dagen de derde van de vier seizoenen in lengte (zie de tabel De seizoenen). Het verschil in lengte tussen de seizoenen wordt veroorzaakt door de excentriciteit van de aardbaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoekafstand | Zie schijnbare afstand. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoogte | De hoogte (h.), voluit hoogte boven de horizon, van een hemellichaam geeft aan hoe hoog het object aan de hemel staat. De hoogte van een object hangt dus af van de plaats op Aarde, iedere plaats op Aarde heeft immers een (net) iets andere sterrenhemel. Zo kan het zijn dat in Europa de Zon hoog boven de horizon staat (op grote hoogte), terwijl deze in bijvoorbeeld India al ondergaat en dus laag boven de horizon staat (op geringe hoogte). De hoogte van het object wordt normaal gesproken uitgedrukt in graden (°). Een positieve hoogte betekent dat het object zich boven de horizon bevindt, een negatieve hoogte betekent dat het object zich onder de horizon bevindt. Een object dat opkomt of ondergaat heeft dus hoogte van 0°. Het punt recht boven het hoofd (het zenit) heeft h=90°, het punt recht onder de voeten (het nadir) heeft h=-90°. De grootste hoogte van de Zon boven de horizon in Utrecht is in de zomer ruim 60°, midwinter nog geen 15°. De poolster staat er op een hoogte van circa 38°. Om de exacte positie van een object aan te geven is een tweede coördinaat nodig, die aangeeft waar het object boven (of onder) de horizon staat: het azimut. Om het azimut en de hoogte van een object uit te rekenen uit de rechte klimming en declinatie wordt de uurhoek gebruikt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
horizon | De horizon van een waarnemer op Aarde is de denkbeeldige cirkel die de hemelkoepel scheidt van het voor die waarnemer zichtbare deel van de Aarde (land, zee). Voor een plaats met ononderbroken uitzicht (geen bebouwing, bomen, bergen) is de horizon circa 4-5 kilometer ver weg, voor iemand op de Domtoren in Utrecht is dat zo'n 36 kilometer. Voor deze website is de horizon belangrijk omdat een hemelobject alleen kan worden waargenomen wanneer het zich boven de horizon bevindt. Objecten boven de horizon noemen we “op”, die onder de horizon zijn “onder”. De afstand tussen de horizon en een hemelobject is zijn hoogte en wordt uitgedrukt in graden. De horizon heeft een hoogte van 0°, een object dat op is heeft een positieve hoogte, een object dat onder is een negatieve. Objecten die altijd boven de horizon zijn (voor een bepaalde plaats op Aarde) heten circumpolair. De horizon wordt ook gebruikt om de (wind)richting of het azimut van een object aan te geven. Wanneer we zeggen dat een object “in het zuiden” staat, bedoelen we op een plaats aan de hemel tussen de zuidelijke horizon en het zenit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
horizontale coördinaten | Het systeem van horizontale coördinaten wordt gebruikt om lokaal de positie van hemellichamen aan te duiden, dus voor een bepaalde waarnemer op een bepaalde plaats op Aarde en een bepaalde tijd. De horizontale coördinaten zijn azimut (de 'windrichting'; een lengtegraad) en hoogte (hoe ver het object boven de horizon staat: een breedtegraad; de horizon werkt in dit systeem dus als equator). Aangezien de afstand van het object niet belangrijk is om het aan de hemelkoepel te vinden zijn deze twee coördinaten voldoende om de positie van een hemelobject eenduidig aan te geven. Horizontale coördinaten zijn dus topocentrisch. Om de meer globale positie van een object aan te geven wordt een globaal coördinatensysteem gebruikt, zoals equatoriale coördinaten voor 'vaste' objecten en ecliptische coördinaten voor objecten in het zonnestelsel. Voor het omrekenen van globale naar lokale coördinaten zijn de uurhoek en sterrentijd belangrijk. Voor meer uitleg over de verschillende coördinaatsystemen, zie Hoe werken de verschillende coördinaatsystemen? in de veelgestelde vragen. Je kunt coördinaattransformaties tussen verschillende coördinaatsystemen zelf uitvoeren met de module coordinates in libTheSky. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HR | De afkorting HR staat voor de Engelse term Hourly Rate, oftewel aantal per uur, en is de maat voor het uurlijkse aantal meteoren in een meteorenzwerm dat daadwerkelijk zichtbaar is met het blote oog op een gegeven locatie (in het geval van deze website, de Benelux). Hierbij wordt rekening gehouden met schemering, storing door maanlicht en de hoogte van de radiant van de zwerm boven de horizon. Wel wordt aangenomen dat het perfect helder is, en dat de waarnemer op een donkere locatie staat, zonder strooilicht. Bij grotere meteoorzwermen, onder gunstige omstandigheden zijn tot 100 meteoren per uur zichtbaar, bij de de kleinere zijn dat slechts enkele per uur. Het maximale aantal meteoren per uur dat lokaal kan worden waargenomen (in een gegeven nacht, of voor een bepaalde zwerm) wordt met HRmax aangeduid. Het maximale aantal meteoren dat ergens op Aarde zichtbaar is wordt het ZHR genoemd. Het HR kan dus niet groter zijn dan het ZHR. Zie de tabel Jaarlijkse meteoorzwermen voor gegevens van de belangrijkste zwermen en meer informatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IC | IC staat voor Index Catalogue, een catalogus van 5387 deepsky-objecten van allerlei categoriën, als aanvulling op de New General Catalogue (NGC). De lijsten met deepsky-objecten tot magnitude +12, die te vinden zijn onderaan de detailpagina voor ieder sterrenbeeld (te bereiken via de lijst van sterrenbeelden, zie bijvoorbeeld de deepsky-objecten in het sterrenbeeld Zwaan), zijn voor een deel gebaseerd op de IC. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
inclinatie |
Met inclinatie wordt de hoek tussen de vlakken van twee banen of tussen het vlak van een baan en de rotatie van een object
aangeduid. De term wordt gebruikt voor banen en rotatie-assen van planeten, satellieten,
ringen, kometen en planetoïden in
het zonnestelsel, van dubbelsterren aan de hemel en van bijvoorbeeld sterren of
sterhopen in het Melkwegstelsel.
1. inclinatie van een planeet: De hoek die de rotatieas van een planeet of maan maakt ten opzichte van het vlak waarin de omloopbaan ligt. 2. inclinatie van een planeetbaan: De hoek die het vlak van een planeetbaan (het 'baanvlak') maakt met het vlak van het zonnestelsel. Doordat de planeten niet precies (maar wel ongeveer) in één vlak om de Zon draaien vindt bijvoorbeeld niet bij iedere benedenconjunctie een overgang plaats. 3. inclinatie van een satellietbaan: De hoek die het baanvlak van een satelliet maakt met het equatorvlak van de planeet. Doordat de baan van de Maan om de Aarde een inclinatie heeft, vindt niet iedere Nieuwe Maan een zonsverduistering plaats. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaar |
Het woord jaar kan meerdere betekenissen hebben:
1. kalendereenheid: Een kalenderjaar is de periode van 365 of 366 dagen die begint op 1 januari en eindigt op 31 december. Een kalenderjaar met 366 dagen heet een schrikkeljaar. 2. tijdsduur: Een jaar is ongeveer de tijd die de Aarde nodig heeft voor één volledige omloop rond de Zon. We onderscheiden verschillende definities voor de tijdspanne van een jaar, met verschillende lengtes:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaargetijde | Synoniem voor seizoen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Juliaans jaar | Een Juliaans jaar is de gemiddelde duur van een jaar in de Juliaanse kalender: 365,25 dagen. Een periode van 100 Juliaanse jaren heet een Juliaanse eeuw. Zie ook Gregoriaans jaar en jaar, betekenis 2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Juliaanse dag | De Juliaanse dag (JD) wordt gebruikt als doorlopende eenheid voor datum en tijd in de sterrenkunde (vergelijkbaar met GPS-tijd of Unix-tijd). Hiermee worden de rekenproblemen met data en tijdstippen (minuten en seconden die van 59 naar 0 springen, uren die van 23 naar 0 springen, dagen die van 28, 29, 30 of 31 naar 1 springen en maanden die van 12 naar 1 springen) opgelost. Om uit te rekenen hoeveel tijd er ligt tussen twee data en tijdstippen, reken je van beide momenten de Juliaanse dag uit, en trek je deze vervolgens van elkaar af. Het uitrekenen van posities van planeten of sterren wordt begonnen met het omzetten van de datum en het tijdstip waarvoor de posities moeten worden bepaald in de Juliaanse dag. De Juliaanse dag wordt uitgedrukt in decimale dagen en moet niet worden verward met de Juliaanse kalender. Het startpunt van de rekening (JD=0) ligt op 1 januari van het jaar -4712, om 12 uur 's middags UT. De Juliaanse dag verspringt dus 's middags, niet om middernacht. Het moment van 1 januari 2000, om middernacht UT is gelijk aan JD=2451544,5. Je kunt zelf de Juliaanse dag uitrekenen voor een gegeven moment (of omgekeerd) op de pagina Rekenen met de kalender of met bijvoorbeeld de module date_and_time in de Fortran-bibliotheek libSUFR. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Juliaanse kalender, Juliaanse datum | De Juliaanse kalender is het kalendersysteem dat werd geïntroduceed door Julius Caesar in het jaar 45 voor onze jaartelling en vanaf 1582 langzaam is vervangen door de Gregoriaanse kalender. Jaartallen in de Gregoriaanse kalender worden vaak aangeduid met voor onze jaartelling (v.o.j.) of na onze jaartelling (n.o.j.). De Juliaanse kalender kende iedere vier jaar een schrikkeljaar, wat een verschuiving van de seizoenen veroorzaakte. De gemiddelde lengte van het jaar volgens deze kalender is dus 365,25 dagen en heet het Juliaans jaar. Een datum uitgedrukt in de Juliaanse kalender heet een Juliaanse datum. De Juliaanse kalender en Juliaanse datum moeten niet worden verward met de Juliaanse dag. Op deze website worden data tot 1582 meestal aangeduid in de Juliaanse kalender, en vanaf 1582 in de Gregoriaanse kalender. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kalenderjaar | Zie jaar, betekenis 1. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kernschaduw | De kernschaduw of slagschaduw van een donker voorwerp dat wordt verlicht door een lichtbron, is de donkere schaduw direct achter het donkere voorwerp dat de schaduw produceert. Verder van de schaduw-as, rond de kernschaduw, bevindt zich meestal de bijschaduw. Vanuit de kernschaduw gezien wordt de lichtbron volledig bedekt, en valt er dus geen (direct) licht van de lichtbron. In de sterrenkunde wordt deze term onder andere gebruikt bij zonsverduisteringen, wanneer de schaduw van de Maan op de Aarde valt, en bij maansverduisteringen, wanneer de schaduw van de Aarde op de Maan valt. In deze gevallen wordt de kernschaduw ook umbra genoemd. Wanneer men zich bij een zonsverduistering in de kernschaduw bevindt, ziet men een totale eclips, (de Zon is volledig verduisterd) terwijl een waarnemer in de bijschaduw een gedeeltelijke verduistering (er is slechts een 'hap' uit de Zon) ziet. Bij een maansverduistering is de Maan vrijwel helemaal donker wanneer de Maan zich in de umbra van de Aarde bevindt, doordat geen direct zonlicht de Maan kan bereiken (maar, zie ook: De rode kleur van de verduisterde Maan), en slechts enigszins donkerder dan normaal wanneer de Maan in de penumbra staat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kilometer | Een kilometer (km) is een afstandsmaat van duizend meter. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kiloparsec | Een kiloparsec (kpc) is een afstandsmaat van duizend parsec, zo'n 3,1×1016 km. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klimmende knoop | De klimmende knoop is de knoop waar de Maan in zijn maandelijkse baan de ecliptica van zuid naar noord doorkruist. Tegenover de klimmende knoop ligt de dalende knoop. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
knoop | Een knoop is de plaats waar twee banen elkaar snijden. Het meest bekend zijn de knopen van de maanbaan, waar de schijnbare baan van de Maan aan de sterrenhemel de ecliptica (schijnbare baan van de Zon aan de hemel) snijdt. We spreken van de klimmende knoop voor het punt waar de Maan de ecliptica van zuid naar noord doorkruist en van de dalende knoop waar dit van noord naar zuid gebeurt. Zonsverduisteringen en maansverduisteringen vinden altijd plaats wanneer de Nieuwe Maan, respectievelijk Volle Maan in de buurt van een van de knopen plaatsvindt. De tijdspanne die de Maan nodig heeft om zijn schijnbare baan van klimmende knoop naar klimmende knoop te doorlopen heet draconitische maand. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komeet | Een komeet is weinig meer dan een 'grote, vuile sneeuwbal' die in een elliptische baan om de Zon beweegt. In feite is dit de komeetkern, met een typische diameter van ongeveer 1 km. Wanneer zo'n komeetkern dichter bij de Zon komt, gaat het ijs verdampen door de warmte. Hierdoor ontstaat een min of meer bolvormige wolk van gas, stof en gruis die de halo van de komeet wordt genoemd. Onder invloed van de druk die het felle zonlicht op de halo uitoefent, wordt de halo 'weggeblazen', zodat een staart ontstaat, die dus altijd van de Zon af wijst. Om deze reden worden kometen ook wel staartsterren genoemd. Doordat een komeetbaan vaak zeer elliptisch is, staat een komeet meestal te ver van de Zon om een halo of staart te ontwikkelen, terwijl de komeet slechts korte tijd (rond het perihelium) zichtbaar is. Sommige kometen zijn periodiek, en komen na enkele tientallen, honderden of duizenden jaren weer in de buurt van de Zon, andere hebben een hyperbolische baan en komen slechts eenmaal langs de Zon. De bekendste komeet is de komeet 1P/Halley, met een periode van ongeveer 76 jaar. De letter P geeft hier aan dat het om een periodieke komeet gaat. De komeet C/2011 L4 (PANSTARRS) is een voorbeeld van een niet-periodieke komeet, die in het voorjaar van 2013 zichtbaar was. De "C" geeft aan dat de komeet niet-periodiek is, 2011 is het jaar waarin de komeet werd ontdekt, en "L4" geeft aan dat het de vierde komeet was die werd ontdekt in de eerste helft van de maand juli (er zijn 24 halve maanden in een jaar; de letters "I" en "Z" worden niet gebruikt, en "L" is dan de 13e letter in het alfabet). Het gruis dat losgemaakt wordt van een komeet produceert meteoroïden en meteoorzwermen. De kometen die op dit moment zichtbaar zijn, zijn te vinden op de pagina Zichtbare kometen voor dit moment. Een verrekijker kan enorm helpen bij het vinden en waarnemen van een komeet. Je kunt komeetposities zelf uitrekenen met de module comets in libTheSky. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
krater | Een krater in de sterrenkunde is een gat in de bodem van een planeet of maan, meestal veroorzaakt door de inslag van een meteoriet. Om het gat heen bevindt zich vaak een ring van materiaal dat tijdens de inslag is opgeworpen en dat boven het normale oppervlak uitsteekt als een ringvormige berg. Ook op de Aarde zijn meteorietkraters te vinden, al zijn dit er relatief weinig doordat een groot deel van de meteorieten in de oceaan plonst, waardoor er geen of een onzichtbare krater ontstaat. Daarnaast vindt op Aarde sterke erosie plaats, doordat onze planeet een atmosfeer heeft, waardoor regen en wind kunnen voorkomen. De Maan toont veel meer kraters door het ontbreken van een atmosfeer en dus erosie, zodat kraters alleen kunnen verdwijnen door een nieuwe inslag op dezelfde plaats (waarbij de krater wordt vervangen door een nieuwe). De kraters op de Maan zijn vanaf de Aarde goed te zien door een verrekijker of telescoop, met name nabij de terminator, waar de schaduwen lang zijn en een 3D-effect ontstaat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
krimpende Maan | De Maan wordt krimpend genoemd wanneer deze zich in een fase tussen Volle Maan en Nieuwe Maan bevindt, waarbij het verlichte deel van de Maan kleiner wordt. Dit wordt ook wel afnemende Maan genoemd. De periode tussen Nieuwe Maan en Volle Maan heet wassende Maan. De fase van Laatste Kwartier vindt plaats bij krimpende Maan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kwartier | Het Eerste Kwartier en Laatste Kwartier zijn maanfasen, waarbij de Maan halfvol is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laatste Kwartier | Het Laatste Kwartier (L.K.) is de maanfase, waarbij de linker helft van de Maan verlicht is (in Nederland en België tenminste, op het zuidelijk halfrond is het de rechterhelft). Een ezelsbruggetje om het verschil tussen Laatste Kwartier en Eerste Kwartier te onthouden is dat van de halve Maan bij L.K. de letter d van dernier (Frans voor laatste) gemaakt kan worden, door een steeltje aan de Maan te denken. De fase van Laatste Kwartier vindt plaats bij afnemende Maan of krimpende Maan. Een ander ezelsbruggetje is daardoor afnemend (en te onthouden dat de cyclus bij Nieuwe Maan begint). Zie maanfasen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
libratie |
1. de libratie in lengte van de Maan wordt veroorzaakt door
de elliptische maanbaan; de Maan beweegt weliswaar in dezelfde tijd
rond de Aarde als rond zijn as, maar de snelheid van deze eerste beweging is niet constant. Als gevolg hiervan loopt de
maanrotatie soms voor op de baanbeweging, soms achter en lijkt de Maan “nee” te schudden.
De libratie in lengte is gelijk aan de selenografische lengte van het midden van de Maan, ofwel de lengtegraad op de Maan van de plaats waar de
Aarde in het zenit staat (+ is west).
2. de libratie in breedte van de Maan wordt veroorzaakt doordat de rotatie-as van de Maanbaan niet precies loodrecht staat op zijn baan om de Aarde. Als gevolg hiervan kijken we vanaf de Aarde soms meer op de noordpool, soms meer op de zuidpool van de Maan, waardoor de Maan “ja” lijkt te knikken. De libratie in breedte is gelijk aan de selenografische breedte van het midden van de Maan, ofwel de breedtegraad op de Maan van de plaats waar de Aarde in het zenit staat (+ is noord). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
licht | Licht is een vorm van elektromagnetische straling, en vormt de basis van waarnemen in de sterrenkunde. Met "Licht" bedoelen we meestal "zichtbaar licht"; licht dat door het menselijk oog kan worden waargenomen. Licht wordt in de natuurkunde voorgesteld als zowel een golf- als een deeltjesverschijnsel. Het licht van een hemellichaam, zoals bijvoorbeeld de Zon, wordt in het laatste geval voorgesteld als een stroom fotonen. In de golfbeschrijving van licht corresponderen de verschillende kleuren met verschillende golflengtes. In het zichtbare spectrum heeft blauw licht meer energie en een kortere golflengte dan rood licht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lichtjaar | Een lichtjaar (lj) is de afstand die het licht in een jaar tijd aflegt. Een lichtjaar is dus een afstandsmaat (geen tijdspanne) en bedraagt ongeveer 9,46 biljoen km (9.460.000.000.000 km). Het lichtjaar wordt gebruikt om afstanden naar sterren en sterrenstelsels aan te geven. In plaats van het lichtjaar wordt vaak de parsec gebruikt, voor afstanden binnen het zonnestelsel gebruikt men de astronomische eenheid. Er gaan ongeveer 63.240 astronomische eenheden in een lichtjaar en circa 3,26 lj in een parsec. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lichttijd | De lichttijd van een object in ons zonnestelsel is de tijd die het licht van dat object nodig heeft om de Aarde te bereiken. De lichttijd is belangrijk om de schijnbare positie van bijvoorbeeld een planeet uit te rekenen in plaats van de ware positie. De lichttijd voor de Maan is circa 1,3 seconden, voor de Zon is dat 8,3 minuten en voor de planeten is dit enkele minuten tot enkele uren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lente | De lente is een van de vier seizoenen in het jaar, de andere zijn zomer, herfst en winter. De lente op het noordelijk halfrond begint met de lente-equinox en eindigt met het zomersolstitium. Onze lente duurt van ruwweg 21 maart tot 21 juni en is met bijna 93 dagen de tweede van de vier seizoenen in lengte (zie de tabel De seizoenen). Het verschil in lengte tussen de seizoenen wordt veroorzaakt door de excentriciteit van de aardbaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lentepunt | Het lentepunt is het snijpunt van de ecliptica en de hemelevenaar. Wanneer de Aarde in het lentepunt staat, staat de Zon recht boven de evenaar en begint de lente. Het lentepunt is het nulpunt voor zowel het equatoriale coördinatenstelsel (0 uur rechte klimming) als het ecliptische coördinatenstelsel (0° ecliptische lengte), die beide in de astronomie gebruikt worden. Door de precessie verschuift het lentepunt langzaam, en hierdoor veranderen de posities van alle 'vaste' objecten (niet doordat de objecten bewegen, maar doordat het onderliggende coördinatenstelsel verschuift). Een bewegende basis voor een coördinatensysteem is natuurlijk onhandig, en om die reden wordt het jaartal waarvoor de positie van het lentepunt gebruikt is vaak vermeld. Zo geldt J2000.0 voor een coördinatensysteem gebaseerd op de positie van het lentepunt op 1 januari 2000 om 12 uur UT. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lichtvervuiling | Met lichtvervuiling wordt de grote hoeveelheid, vaak overbodig, kunstlicht bedoeld die wordt uitgestraald door bijvoorbeeld straatlantaarns, broeikassen, gevelverlichting, huishoudens, et cetera. Wetenschappers vrezen dat de lichtvervuiling het dag- en nachtritme van flora en fauna danig kan storen, en ook voor de mens slaapproblemen en psychische problemen tot gevolg kan hebben. Ook voor sterrenkundigen is de lichtvervuiling net zo schadelijk als het woord doet vermoeden. Het licht wordt in de atmosfeer verstrooid, wordt hierdoor gedeeltelijk weer richting het aardoppervlak gestuurd en komt dus in het oog, de verrekijker of de telescoop terecht van de (amateur)astronoom. Het gevolg hiervan is dat overal uit het heelal licht lijkt te komen, en dit zorgt voor een zwak lichtende waas als hemelachtergrond. Doordat de hemelachtergrond enigszins licht geeft, daalt de grensmagnitude, stijgt het magnitudecontrast en zijn bijvoorbeeld deepsky-objecten en kometen minder goed tot helemaal niet meer zichtbaar. Indien er geen licht op Aarde zou worden geproduceerd, zou die hemelachtergrond (vrijwel) volledig zwart zijn, al kan in zo'n geval de Volle Maan ook een storende bron van strooilicht zijn. In sterrenwachten helpen koepels vaak het meest directe strooilicht, van nabije verlichting, wat te reduceren. In West Europa is de situatie wat betreft lichtvervuiling tamelijk zorgwekkend, en inderdaad zijn er veel minder sterren te zien dan in bijvoorbeeld Zuid Europa of Afrika. Zie ook Waar in Nederland kun je het beste sterrenkijken? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lokale tijd | De lokale tijd is de tijd die op de klokken op een bepaalde plaats op Aarde wordt aangegeven. Vroeger werd hiervoor de zonnetijd gebruikt, waardoor praktisch iedere stad zijn eigen tijd had. Tegenwoordig is de Aarde opgedeeld in tijdzones, zodat het tijdsverschil tussen twee plaatsen meestal een geheel aantal uren is. De lokale standaardtijd in België en Nederland is de Midden-Europese Tijd (MET), de lokale zomertijd is de Midden-Europese ZomerTijd (MEZT). Voor meer details, zie de uitleg op de pagina Utrechtse Middelbare Tijd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maan | Een maan of satelliet is een hemellichaam dat zich in een baan om een planeet bevindt. De Aarde heeft één natuurlijke satelliet: De Maan en vele kunstmanen of kunstsatellieten. De Maan heeft ongeveer een maand nodig om zijn baan om de Aarde af te leggen. Mercurius en Venus hebben geen manen, de buitenplaneten hebben vaak enkele tientallen manen, hoewel beide manen van Mars ingevangen planetoïden zijn. Je kunt de positie van de Maan zelf uitrekenen met de module moon in libTheSky. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maanbaan |
1. de maanbaan is de baan van de Maan om de Aarde. De maanbaan is een
ellips, met als extremen het perigeum en het apogeum.
De Maan heeft een maand nodig om eenmaal zijn baan om de Aarde te doorlopen. De maanbaan heeft een
inclinatie van 5,1° met de ecliptica en snijdt de ecliptica in de
knopen.
2. een maanbaan is de baan van een satelliet om zijn moederplaneet. De eigenschappen van satellieten zijn te vinden in de tabellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maand |
Een maand is de tijdspanne van ongeveer 30 dagen en kan de volgende betekenissen hebben:
1. kalendereenheid: een kalendermaand is een tijdsduur van exact 28, 29, 30 of 31 dagen. Een maand begint om middernacht (0 uur) aan het begin van de eerste dag van de maand en eindigt om middernacht (24 uur) aan het einde van de laatste dag van de maand. Ieder jaar kent exact 12 maanden, te weten (met het aantal dagen tussen haakjes): januari (31), februari (28 of 29), maart (31), april (30), mei (31), juni (30), juli (31), augustus (31), september (30), oktober (31), november (30) en december (31). Februari was de laatste maand van het Romeinse jaar en heeft 28 of 29 dagen, een jaar waarin februari 29 dagen heeft heet een schrikkeljaar. 2. tijdsduur: Een maand is ongeveer de tijd die de Maan nodig heeft voor één volledige omloop in zijn baan om de Aarde. Er zijn verschillende definities voor de tijdspanne van een maand, waaronder:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maanfasen | Met de maanfasen of schijngestalten van de Maan wordt het steeds veranderende aangezicht van de Maan bedoeld. In feite is de fase van de Maan op ieder moment de fractie van het zichtbare maanoppervlak dat verlicht is. Er zijn echter vier benoemde maanfasen, die iedere ongeveer 29,53 dagen een keer voorkomen, in deze volgorde: Nieuwe Maan, Eerste Kwartier, Volle Maan en Laatste Kwartier. Hierna komt de Nieuwe Maan weer terug. De fasen ontstaan doordat de Maan om de Aarde beweegt (en de Aarde om de Zon). Bij Nieuwe Maan staat de Maan tussen de Aarde en de Zon, waardoor de onverlichte zijde van de Maan naar de Aarde is gekeerd en we op Aarde dus alleen de donkere kant van de Maan kunnen zien. Bij Eerste Kwartier en Laatste Kwartier zijn de rechter-, respectievelijk linker helft van de Maan verlicht (vanaf het noordelijk halfrond, op het zuidelijk halfrond is dit precies omgekeerd). Bij Volle Maan is de Maan als het ware in oppositie en is de gehele naar de Aarde toegekeerde zijde van de Maan verlicht. Zonsverduisteringen vinden dus alleen plaats bij Nieuwe Maan, maansverduisteringen alleen bij Volle Maan. De periode tussen Nieuwe Maan en Volle Maan heet wassende Maan, die tussen Volle Maan en Nieuwe Maan heet krimpende Maan of afnemende Maan (maar dit zijn geen maanfasen). Gegevens van de maanfasen zijn te vinden in de tabel verschijnselen van de Maan. Zie ook: Hoe ontstaan de fasen van de maan? De fase van de Maan (en planeten) op ieder moment is te vinden in de interactieve tabel Posities en andere gegevens voor Zon, Maan en planeten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maansverduistering | Bij een maansverduistering of maaneclips beweegt de Maan achter de Aarde langs, gezien vanaf de Zon. De Aarde staat dan dus tussen de Zon en de Maan in, zodat de schaduw van de Aarde op de Maan valt en de Maan wordt verduisterd. We spreken van gedeeltelijke en totale maansverduisteringen, afhankelijk van het gedeelte van de Maan dat wordt verduisterd. Bovendien kennen we maansverduisteringen in de donkere kernschaduw (umbra) van de Aarde, wanneer de Maan precies achter de Aarde staat en dus helemaal geen (direct) licht van de Zon ontvangt, en maansverduisteringen in de bijschaduw (penumbra) van de Aarde, wanneer nog een deel van het directe zonlicht de Maan bereikt (maar minder dan normaal). Een maansverduistering vindt altijd plaats bij Volle Maan, maar, door de inclinatie van de maanbaan, niet bij iedere Volle Maan; Volle Maan moet dicht bij een van de knopen plaatsvinden. Voor beknopte gegevens van maansverduisteringen en links naar pagina's met meer details, zie de tabel Maansverduisteringen 2001-2050. Zie ook Hoe ontstaat een maansverduistering? in de veelgestelde vragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
magnetisme, magnetisch veld, magneetveld | Een magnetisch veld of magneetveld is het gebied rondom een magneet (zoals bijvoorbeeld de bekende ijzermagneet) waarin de krachten van die magneet sterk en dus goed merkbaar en meetbaar zijn: er komt magnetisme voor. Een magneetveld wordt vaak aangeduid met magnetische veldlijnen, die van de magnetische noordpool naar de magnetische zuidpool lopen en de richting van de magnetische krachten aangeven. Geladen deeltjes kunnen een magneetveld niet zomaar doorkruisen, maar worden vaak gedwongen de magnetische veldlijnen de volgen. Hierdoor is bijvoorbeeld het poollicht op Aarde alleen bij de polen zichtbaar, en hebben uitbarstingen op de Zon vaak lusvormige trajecten. Het gebied rond de Aarde of andere planeten heet de magnetosfeer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
magnetosfeer | De magnetosfeer van een planeet (bijvoorbeeld de Aarde) is het gebied rondom die planeet waar magnetische velden relatief sterk zijn. De magnetosfeer van de Aarde beschermt ons tegen schadelijke deeltjes uit de ruimte, zoals die van de zonnewind. In de buurt van de polen ligt de magnetosfeer dichter bij het aardoppervlak en kan de zonnewind de aardatmosfeer binnendringen, wat de oorzaak is van het poollicht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
magnitude | De magnitude (m) (officieel schijnbare magnitude) of grootte van een hemellichaam is een maat voor zijn schijnbare helderheid, zoals gezien van de Aarde. Deze eenheid werd al in de oudheid geïntroduceerd, door de sterren in zes klassen in te delen. De helderste sterren kwamen in klasse 1, de zwakste, nog net met het blote oog waarneembare sterren werden in klasse 6 ingedeeld. De helderste sterren hebben dus de laagste magnitude (tussen -1 en +1). Later, toen het mogelijk werd de helderheid direct te meten, bleek dat deze indeling ongeveer overeenkwam met een logaritmische schaal. Tegenwoordig gebruikt men deze schaal nog steeds. De Zon heeft een helderheid van -26,8m, de volgende helderste ster aan de hemel, Sirius, heeft magnitude -1,46. De planeten die met het blote oog zichtbaar zijn hebben typisch helderheden tussen magnitude -2 en +1 en zijn dus zo helder als de helderste sterren (alleen Venus is helderder; meestal tussen -3 en -4). Een hemelobject is zichtbaar wanneer zijn magnitude lager is dan de grensmagnitude. Hoe goed een object zichtbaar is wordt uitgedrukt met het magnitudecontrast. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
magnitudecontrast | Het magnitudecontrast van een hemellichaam is het verschil tussen de schijnbare magnitude van het object en de grensmagnitude. Het getal geeft aan hoe gemakkelijk het object zichtbaar is ten opzichte van de (niet perfect donkere) nachthemel. Een negatieve waarde is gunstig (net als bij magnituden zelf), en suggereert dat het object bij perfecte omstandigheden met het blote oog zichtbaar is. Dit geldt strikt genomen voor puntbronnen zoals sterren, maar niet voor wazige objecten zoals kometen en deepsky-objecten, die ook bij (licht) negatief magnitudecontrast nog onzichtbaar kunnen zijn voor het blote oog. Een positieve waarde geeft aan dat een verrekijker of telescoop nodig is om het object te kunnen zien. Op hemel.waarnemen.com worden de effecten van Zon, Maan en de hoogte van het object meegenomen om het magnitudecontrast te berekenen. De lichtvervuiling wordt niet meegewogen — dicht bij een grote stad is de werkelijkheid al gauw 1–2 magnituden ongunstiger dan aangegeven. Het meest gunstige moment om een hemelobject waar te nemen kan worden gevonden door het minimum van het magnitudecontrast te bepalen voor dat object in een gegeven nacht. De beste nacht is de nacht met het laagste magnitudecontrast. De grensmagnituden en magnitudecontrasten op hemel.waarnemen.com zijn meestal bedoeld voor het blote oog. De waarde van het magnitudecontrast kan ook worden gebruikt om de apertuur te berekenen die ongeveer nodig is om het hemellichaam te kunnen zien. Voor een magnitudecontrast tussen 0 en +3 – +4 volstaat een normale verrekijker om het object te onderscheiden, daarboven is een betere verrekijker of telescoop nodig. Je kunt het magnitudecontrast zelf uitrekenen met de module visibility in libTheSky. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mars | Mars is één van de acht planeten van ons zonnestelsel en wordt ook wel de Rode Planeet genoemd, naar de rossige kleur van het oppervlak. Vanaf de Zon gezien is Mars de vierde planeet; de planeet draait zijn baantjes om de Zon net buiten de baan van de Aarde; het is een buitenplaneet. Om Mars waar te nemen, zie de pagina Wanneer kan ik Mars zien? en het hoofdstuk Mars. Om Mars draaien de twee kleine maantjes Phobos en Deimos. Mars kende vroeger waarschijnlijk vloeibaar water, maar tegenwoordig is de atmosfeer van de planeet hiervoor te ijl. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
megajaar | Een megajaar (Mjr) is een tijdseenheid van 1 miljoen (1.000.000) jaar. De afkorting voor megajaar is Mjr (Engels Myr). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
megaparsec | Een megaparsec (Mpc) is een afstandsmaat van 1 miljoen (1.000.000) parsec, circa 3,1×1019 km. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Melkweg |
1. hemelobject:
De Melkweg is de naam van de zwakke, nevelachtige band die op een heldere, donkere nacht aan de sterrenhemel
kan worden gezien. Het blijkt te gaan om de projectie van ons Melkwegstelsel, waarin
wij ons bevinden. Wanneer men een telescoop met voldoende vergroting op de Melkweg richt, zien men dat deze oplost
in miljarden sterren en gasnevels.
2. sterrenstelsel: Ons Melkwegstelsel wordt soms kortweg de Melkweg genoemd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
melkwegstelsel |
1. Melkwegstelsel:
Het Melkwegstelsel is de naam van het sterrenstelsel waarin zich ons
zonnestelsel, en dus de Aarde, bevindt.
Het Melkwegstelsel is een vrij groot spiraalstelsel met naar schatting circa 200 miljard
sterren, waar de Zon er één van is. Van boven gezien heeft het
Melkwegstelsel dus een spiraalstructuur, van de zijkant is het vrij plat, met een verdikking in het centrum.
De projectie van het Melkwegstelsel aan onze hemel is te zien als een vage, nevelachtige band die de
Melkweg wordt genoemd.
2. melkwegstelsel: Het woord melkwegstelsel wordt ook vaak gebruikt als synoniem voor sterrenstelsel, maar feitelijk is dit onjuist (op dezelfde manier als 'sterren' geen 'zonnen' zijn). Het gebruik van het woord sterrenstelsel is dus aan te bevelen, om verwarring te voorkomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mercurius | Mercurius is één van de acht planeten van ons zonnestelsel. Mercurius de planeet die het dichtst bij de Zon staat en is hierdoor een binnenplaneet. Mercurius is om die reden nooit meer dan circa 28° van de Zon aan de hemel te vinden. Dit betekent dat de planeet vaak in de schemering te zien is, wat het lastig maakt om Mercurius te vinden. Een verrekijker kan dan erg handig zijn. Wanneer Mercurius ten oosten van de Zon staat is de planeet avondster; ten westen ochtendster. Zie de pagina Grootste elongaties van Mercurius om te zien wanneer Mercurius zichtbaar is en het hoofdstuk Mercurius voor meer details. Zie ook Waardoor zijn Mercurius en Venus soms ver van de Zon slecht zichtbaar? in de FAQ. Als binnenplaneet vertoont Mercurius duidelijk fasen. Wanneer de planeet tussen de Aarde en de Zon door beweegt is de schijnbare diameter relatief groot, maar toont een telescoop de planeet als een smalle sikkel. Wanneer Mercurius vanaf de Aarde gezien achter de Zon langs beweegt is de afstand beduidend groter, de schijnbare diameter kleiner en is Mercurius “vol” qua fase. Mercurius heeft geen atmosfeer, hierdoor geen erosie (geen regen, wind), waardoor veel van de kraters die de planeet de afgelopen paar miljard jaar heeft opgedaan nog steeds zichtbaar zijn. Mercurius heeft geen manen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meridiaan |
1. Aarde:
Een meridiaan is een lengtecirkel in het coördinatenstelsel waarmee een plaats op Aarde wordt aangegeven.
Alle meridianen lopen van noord naar zuid, zijn grootcirkels, lopen door zowel Noordpool als Zuidpool en snijden de evenaar
onder een rechte hoek. De nulmeridiaan voor het coördinatenstelsel op Aarde is de lengtecirkel die door de sterrenwacht
van Greenwich, in London, loopt. Vanaf de nulmeridiaan lopen de meridianen 180° naar het westen en 180° naar het oosten om
elkaar aan de andere kant van de Aarde te ontmoeten (180° oosterlengte is gelijk aan 180° westerlengte). De lijnen haaks op
de meridianen, dus lijnen van constante breedte (zoals de evenaar), zijn de breedtegraden. De afstand tussen twee meridianen
op de evenaar (de lengte van een graad op de evenaar) is circa 111 kilometer, en wordt minder naar mate
men van de evenaar af beweegt.
2. hemelbol: Aan de hemelbol is een meridiaan de lijn die de noordpool en zuidpool van de hemel verbindt en door het zenit loopt. Op het noordelijk halfrond snijdt de meridiaan de horizon in het zuiden, op het zuidelijk halfrond is dat in het noorden. De culminatie of transit van een object vindt plaats wanneer deze de meridiaan passeert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Messier | De Messier catalogus is een lijst met 110 deepsky-objecten, voor het grootste deel (de eerste 103 objecten) samengesteld door de Franse kometenjager Charles Messier. Messier zocht onontdekte kometen, en stelde de lijst, die in 1771 werd gepubliceerd, samen om 'komeet-achtige' objecten die geen komeet waren in kaart te brengen. De lijst bestaat hierdoor uit vrij heldere en dus relatief gemakkelijk waar te nemen objecten. De meeste Messier-objecten zijn al met een verrekijker of kleine telescoop te zien. De Messier-objecten worden aangeduid met een hoofdletter M (zo is de Andromedanevel ook bekend als M31) en zijn terug te vinden in de lijsten met deepsky-objecten per sterrenbeeld (te bereiken via de lijst met sterrenbeelden), zie bijvoorbeeld het sterrenbeeld Grote Beer. De New General Catalogue en Index Catalogue verschaffen nog veel meer deepsky-objecten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MET | De afkorting MET staat voor Midden-Europese Tijd, bij ons wintertijd genoemd. Dit is de lokale tijd die geldt in de tijdzone waarin onder andere Nederland en België zich bevinden. De MET geldt ruwweg van november tot en met maart. In de rest van het jaar geldt de MEZT, een aanpassing op de MET. De MET loopt 1 uur voor op de UT. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meteoriet | Een meteoriet is een stuk steen of rotsblok dat inslaat, of is ingeslagen, op een groter hemellichaam, bijvoorbeeld een planeet. Een inslaande meteoriet veroorzaakt over het algemeen een krater. Voordat de meteoriet insloeg heette het rotsblok een meteoroïde. Als een meteoroïde door de aardatmosfeer beweegt, vlak voor een inslag, veroorzaakt deze een lichtend spoor dat we een meteoor noemen. Zie ook Wat is het verschil tussen een meteoriet, een meteoor en een meteoroïde? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meteoor | Een meteoor is een lichtflitsje dat snel langs de nachthemel beweegt en in de volksmond wel een vallende ster wordt genoemd. Het gaat hier echter om een klein rotsblokje dat door het zonnestelsel bewoog en meteoroïde wordt genoemd. Wanneer zo'n meteoroïde met hoge snelheid in de aardatmosfeer terecht komt, warmt het de lucht voor zich snel op (voornamelijk door compressie, minder dan door wrijving) en brengt het de atmosfeer om zich heen aan het lichten, wat we kunnen zien als een meteoor. Wanneer een meteoroïde inslaat (op Aarde of op een ander hemellichaam) spreken we van een meteoriet. Kleine meteoren verdampen voordat ze het aardoppervlak bereiken, op een hoogte van ruwweg tussen de 80 en 120km. Een heldere meteoor wordt ook wel een vuurbol genoemd. Veel meteoren komen voor in meteoorzwermen, de overige meteoren noemen we sporadische meteoren. Zie de tabel Jaarlijkse meteoorzwermen voor gegevens van de belangrijkste zwermen en meer informatie, en de pagina Vannacht aan de hemel om te zien hoeveel meteoren je vannacht kunt verwachten. Zie ook Wat zijn meteoren?, Wat is het verschil tussen een meteoriet, een meteoor en een meteoroïde? en Hoe kan ik meteoren waarnemen? in de veelgestelde vragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meteoorzwerm | Een meteoorzwerm of meteorenzwerm is een verzameling van meteoren die rond dezelfde tijd en in hetzelfde gebied aan de hemel zichtbaar zijn. Het punt aan de hemel waaruit de meteoren lijken te komen wordt de radiant genoemd. Het aantal meteoren per uur wordt gemeten met de ZHR. Veel van deze meteoorzwermen zijn ieder jaar rond dezelfde tijd zichtbaar. De meteoroïden die de meteoren in een zwerm veroorzaken, bevinden zich in dezelfde wolk. De Aarde beweegt zich jaarlijks rond dezelfde datum door deze wolk, zodat de meteorenzwerm ieder jaar rond dezelfde tijd terugkomt. Zo'n wolk is vaak een onderdeel van het spoor van stof en gruis, achtergelaten door een komeet. Meteoren die niet tot een zwerm behoren noemen we sporadische meteoren. Zie de tabel Jaarlijkse meteoorzwermen voor gegevens van de belangrijkste zwermen en meer informatie, en de pagina Vannacht aan de hemel om te zien welke zwermen actief zijn en hoeveel meteoren je vannacht kunt verwachten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meteoroïde | Een meteoroïde is een stuk steen, met een grootte die ligt tussen de grootte van een zandkorrel en die van een flink rotsblok, dat zich door het zonnestelsel beweegt. Wanneer een meteoroïde in de aardatmosfeer terechtkomt, veroorzaakt deze een lichtend spoor dat we een meteoor noemen. Een meteoroïde die inslaat, bijvoorbeeld op een planeet, noemen we een meteoriet. Zie ook Wat is het verschil tussen een meteoriet, een meteoor en een meteoroïde? Een meteoroïde die voldoende groot is om (met behulp van telescopen) gedetecteerd te worden zonder dat deze in de aardatmosfeer terechtkomt noemen we een planetoïde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MEZT | De afkorting MEZT staat voor Midden-Europese ZomerTijd. Dit is de tijd die geldt in de tijdzone waarin onder andere België en Nederland zich bevinden. De MEZT geldt ruwweg van april tot en met oktober. In de rest van het jaar geldt de MET. De MEZT loopt 2 uur voor op de UT. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
middernacht |
Het begrip middernacht wordt gebruikt in twee betekenissen:
1. algemeen: het tijdstip 0 of 24 uur locale tijd, waarop de datum verspringt. 2. sterrenkunde: het moment van het etmaal waarop de Zon het diepst onder de horizon staat. Dat is het donkerste moment van het etmaal en dus in principe ideaal voor het waarnemen van de nachthemel. Dit moment van middernacht vindt in onze streken ruwweg plaats tussen 0:20 en 1:00 uur MET of 1:20 uur en 2:00 uur MEZT, wanneer de Zon onder de noordelijke horizon staat. Dit moment is precies 12 uur voor (of na) de doorgang van de Zon in het zuiden, zoals te vinden in de interactieve tabel Opkomst- en ondergangstijden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
milliboogseconde | Een milliboogseconde is een kleine hoek van een duizendste (0,001) boogseconde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
morgenster | Zie ochtendster. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nacht | Het woord nacht gebruiken we meestal voor de periode waarin er geen daglicht is, dat wil zeggen, het deel van de dag waarin de Zon onder de horizon is. In de sterrenkunde is nacht het tegenovergestelde van schemering. Zodoende kunnen we dus spreken van de burgerlijke nacht, de nautische nacht en de astronomische nacht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nachtevening | Synoniem voor equinox. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nachthemel | Synoniem voor sterrenhemel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nadir | Het nadir is de naam voor het punt aan de hemel dat zich recht onder je voeten bevindt. Het nadir heeft dus een hoogte boven de horizon van min negentig graden (-90°). Het punt recht tegenover het nadir wordt het zenit genoemd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
najaar | Zie herfst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
na onze jaartelling, n.o.j. | Met het begrip na onze jaartelling of de afkorting n.o.j. duiden we een jaartal aan dat plaatsvond na het begin van onze jaartelling, dus na het jaar 1 van de Gregoriaanse kalender. Voor jaren vóór het begin van onze jaartelling wordt voor onze jaartelling (v.o.j.) gebruikt. Voordat v.o.j./n.o.j. in gebruik kwamen zijn lang de termen voor Christus en na Christus gebruikt, met als beoogd beginjaar het jaar waarin Jezus van Nazareth zou zijn geboren. Die definitie is echter onpraktisch gebleken doordat niet duidelijk is in welk jaar hij is geboren. Voor meer details hierover, zie bij onze jaartelling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nautische nacht | Met de term nautische nacht duiden we dat deel van een etmaal aan, waarin de Zon meer dan 12° onder de horizon staat (een hoogte van -12° of minder) en het dus redelijk donker is (los van Maan en kunstlicht). In de sterrenkunde is nacht het tegenovergestelde van schemering, en dus is de nautische nacht die periode waarin er geen nautische schemering plaatsvindt. Zie bij nacht voor meer definities van nacht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nautische schemering | Met de term nautische schemering duidt een sterrenkundige dat deel van een etmaal aan, waarin de Zon minder dan 12° onder de horizon staat. Dit is dus de gehele periode van daglicht, plus (meestal) een deel van de avond en ochtend. Het deel van de nacht waarin de Zon meer dan 12° onder de horizon staat, en waarin het dus behoorlijk donker wordt, noemen we nautische nacht. Zie bij schemering voor meer informatie. Op deze website is informatie over de schemering te vinden in de interactieve en niet-interactieve tabellen voor opkomst, ondergang en schemering, en in de schemerdiagrammen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nevel | Zie gasnevel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NGC | NGC staat voor New General Catalogue, een catalogus van 7840 deepsky-objecten van allerlei categoriën. De catalogus werd opgesteld in de 1880-er jaren door Dreyer, die voornamelijk waarnemingen van William en John Herschel gebruikte. De lijsten met deepsky-objecten tot magnitude +12, die te vinden zijn onderaan de detailpagina voor ieder sterrenbeeld (te bereiken via de lijst van sterrenbeelden, zie bijvoorbeeld de deepsky-objecten in het sterrenbeeld Orion), zijn voor een groot deel gebaseerd op de NGC. De NGC werd later aangevuld met de Index Catalogue (IC). De bekendste NGC-objecten zijn terug te vinden in de Messier catalogus. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuwe Maan | Nieuwe Maan is de maanfase waarbij de Maan helemaal onverlicht is. Doordat de Zon slechts één helft van de Maan verlicht, en de Maan om de Aarde draait, zien we soms alleen de donkere kant van de Maan. Dit noemen we Nieuwe Maan. Zonsverduisteringen kunnen alleen bij Nieuwe Maan voorkomen. De periode tussen Nieuwe Maan en Volle Maan heet wassende Maan, die tussen Volle Maan en Nieuwe Maan heet krimpende Maan of afnemende Maan. Zie ook maanfasen. Een paar dagen voor en na Nieuwe Maan is het asgrauw schijnsel goed zichtbaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noorderlicht | Zie poollicht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noordpool | Zie pool. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
object | Zie hemellichaam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
observatorium | Zie sterrenwacht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ochtendhemel | Met ochtendhemel wordt de sterrenhemel bedoeld die voor een bepaalde locatie rond de ochtendschemering zichtbaar is, dus vlak voor zonsopkomst. Objecten die dan laag boven de oostelijke of zuidoostelijke horizon staan zijn over het algemeen alleen rond dat moment korte tijd zichtbaar. De binnenplaneten Mercurius en Venus zijn voornamelijk te zien aan de ochtend- of avondhemel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ochtendschemering | Met ochtendschemering wordt in de sterrenkunde het begin van de schemering aangeduid, dus aan het einde van de nacht, wanneer het 's ochtends licht begint te worden. Zie avondschemering en de omschrijving bij schemering, die afwijkt van de alledaagse definitie. De sterrenhemel in de ochtendschemering wordt wel ochtendhemel genoemd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ochtendster | Met een ochtendster wordt de binnenplaneet Mercurius of, vaker, Venus bedoeld, die verschijnt aan de ochtendhemel. Met name Mercurius, en in mindere mate Venus, staat dicht bij de Zon, en is dus alleen zichtbaar (vlak) voor zonsopkomst of vlak na zonsondergang. In het eerste geval heet de planeet ochtendster, in het tweede geval avondster. Een ochtendster is het best zichtbaar rond de grootste elongatie. Voor de verschijningen van Mercurius en Venus zijn horizonkaarten beschikbaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oerknal | De oerknal (Engels: big bang) was de gebeurtenis die het begin van ons heelal inluidde. Ongeveer 13,8 miljard jaar geleden ontstond ons heelal als een extreem kleine, dichte en hete punt, die zeer snel uitdijde. De eerste periode na de oerknal wordt de inflatieperiode genoemd, waarin die uitdijing verschrikkelijk veel sneller verliep dan tegenwoordig. Gedurende de inflatie, die een minieme fractie van een seconde duurde, werd het heelal ruwweg 1026 (en 1 met 26 nullen) keer groter, en daalde de temperatuur met een factor 100.000. Toen het heelal circa een seconde oud was, waren de elementaire deeltjes die we nu kennen ontstaan, en had wat het huidige waarneembare heelal zou worden een diameter van ongeveer 20 lichtjaar. In de 20 minuten daarna ontstonden de eerste atoomkernen. Het heelal was op dat moment ondoorzichtig als een dichte mist. Circa 400.000 jaar na de oerknal was het heelal voldoende uitgedijd en afgekoeld (tot circa 2700°C) om doorzichtig te worden — licht kan sindsdien vrij door het heelal reizen. Sinds dat moment is het heelal nog circa 1100x groter geworden (en de temperatuur navenant gedaald tot ongeveer -270°C). De straling die vrijkwam toen het heelal doorzichtig werd, wordt nu waargenomen als de zogenaamde microgolfachtergrondstraling, een sterke aanwijzing voor het bestaan van de oerknal. De eerste sterren en sterrenstelsels ontstonden na circa 150 miljoen tot 1 miljard jaar (1 Gjr). Dit zijn ook de verstverwijderde (en dus oudste) objecten die we tegenwoordig kunnen waarnemen. De Zon en daarmee de Aarde ontstonden circa 4,6 Gjr geleden, toen het heelal al zo'n 9,2 Gjr oud was. Door de uitdijing van het heelal sinds de oerknal is de rand van het zichtbare heelal tegenwoordig circa 46,5 miljard lichtjaar van ons verwijderd, ondanks het feit dat het licht slechts 13,8 Gjr lang heeft kunnen reizen (zie Hoe groot is het heelal?). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ondergang | De ondergang van een hemellichaam is het (meestal dagelijks) verdwijnen van dat object onder de horizon. Voor een ster of een planeet is het moment van ondergang duidelijk gedefiniëerd, voor de Zon en de Maan gebruiken we het tijdstip waarop de bovenrand van de schijf verdwijnt. Met het berekenen van het moment van ondergang houden we rekening met de breking van het licht in de aardatmosfeer, waardoor een object iets later onder gaat dan wanneer de Aarde geen atmosfeer zou hebben. De tijdstippen van ondergang op deze website gelden over het algemeen voor Utrecht, en variëren licht voor andere plaatsen in de Benelux. We berekenen het moment van ondergang tot op de minuut nauwkeurig; meer precisie is zinloos aangezien de hoogte van een waarnemer (op de Dom of net buiten de stad) en de exacte luchtdruk en temperatuur in dat geval van belang zijn (in verband met de breking in de atmosfeer), evenals het exacte uitzicht op de horizon. Hemellichamen die nooit onder gaan, maar altijd boven de horizon staan, heten circumpolair. Zie ook opkomst. Je kunt de opkomst en ondergang van Zon, Maan, planeten en sterren zelf uitrekenen met de module riset in libTheSky. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onze jaartelling, o.j. |
Met het begrip onze jaartelling en de afkorting o.j. wordt de in het westen (waaronder
de EU) gangbare jaartelling van de Gregoriaanse kalender
aangeduid. Oorspronkelijk werd het systeem ontworpen
met de bedoeling om als beginjaar het geboortejaar van Jezus van Nazareth, een van de belangrijkste
personen van het christendom, te nemen. Het is echter onduidelijk in welk jaar Jezus van Nazareth
werd geboren, maar het is waarschijnlijk dat dit niet in het jaar 1 n.o.j. was. In
plaats van alle jaartallen in de geschiedenisboeken aan te passen is besloten het bestaande systeem
te handhaven en er de naam onze jaartelling (o.j.) aan te geven.
Om jaartallen voor het begin van onze jaartelling aan te duiden wordt de term
voor onze jaartelling of v.o.j. gebruikt, voor jaren na het
begin van onze jaartelling wordt v.o.j. weggelaten of expliciet na onze jaartelling
(n.o.j.) gebruikt om het verschil aan te duiden.
Voor het gebruik van v.o.j. en n.o.j zijn lang de termen voor Christus en na Christus gebruikt, met als beoogd beginjaar het jaar waarin Jezus van Nazareth zou zijn geboren. Hier zijn (ten minste) twee problemen mee. Om te beginnen is het niet duidelijk in welk jaar Jezus van Nazareth geboren is, aangezien hiervan geen historische documenten bewaard gebleven zijn. In het Nieuwe Testament van de christelijke bijbel komen twee verschillende geboorteverhalen voor die elkaar tegenspreken. Volgens Mattheüs 2 wordt Jezus geboren tijdens het leven van koning Herodes, die in het jaar 4 v.o.j. stierf. Volgens Lucas 2 vond de geboorte plaats toen Quirinius gouverneur van Syrië was, in het jaar 6 n.o.j. Het precieze geboortejaar van Jezus van Nazareth is niet bekend, het meest waarschijnlijke jaar ligt volgens wetenschappers rond het jaar 4 v.o.j. Als die waarde wordt aangehouden bestaat er dus een verschil van vier jaar tussen de v.Chr/n.Chr en de v.o.j./n.o.j. systemen: we leren op school dat Julius Caesar in het jaar 44 v.o.j. werd vermoord, dat zou het jaar 40 v.Chr zijn. Het jaar 2000 n.o.j., dat ruim tien jaar geleden wereldwijd uitbundig werd gevierd, was het jaar 2004 n.Chr. Een voordeel van het v.o.j./n.o.j.-systeem is dus dat we de gangbare jaartallen kunnen gebruiken en niet hoeven aan te passen. Een ander voordeel is dat steeds wanneer een ander geboortejaar voor Jezus van Nazareth toch waarschijnlijker blijkt, we niet iedere keer alle jaartallen opnieuw hoeven aanpassen. Een semantisch probleem is daarnaast dat er geen consensus is of Jezus van Nazareth inderdaad de messias was, waardoor de aanduiding voor/na Christus mogelijk onjuist is (het woord christos is de Griekse vertaling van het Hebreeuwse woord messias, wat gezalfde (doorgaans in de zin van aanstaande koning) betekent). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
open sterhoop | Een open sterhoop, open cluster of open stercluster is een groep van typisch enkele duizenden sterren die tegelijk en uit dezelfde gaswolk zijn ontstaan. De sterren in een open cluster hebben hierdoor dezelfde leeftijd en staan op dezelfde afstand van de Zon. Een bekende open stercluster is de Pleiaden in het sterrenbeeld Stier. Een open sterhoop heeft minder en jongere sterren dan een bolvormige sterhoop. Over het algemeen wordt aangenomen dat open sterhopen (gedeeltelijk) ontbonden worden naarmate de cluster ouder wordt, doordat sterren de sterhoop verlaten na dynamische interacties. Er zijn sterke aanwijzingen dat de Zon circa 4,6 Gjr geleden is ontstaan in een open sterhoop. Open sterhopen maken deel uit van de deepsky-objecten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opkomst | De opkomst van een hemellichaam is het (meestal dagelijks) verschijnen van dat object boven de horizon. Voor een ster of een planeet is het moment van opkomst duidelijk gedefiniëerd door de geringe schijnbare diameter, voor uitgebreide objecten als de Zon en de Maan gebruiken we het tijdstip waarop de bovenrand van de schijf verschijnt. Met het berekenen van het moment van opkomst houdt ik rekening met de breking van het licht in de aardatmosfeer, waardoor een object iets eerder opkomt dan wanneer de Aarde geen atmosfeer zou hebben. De tijdstippen van opkomst op deze website gelden over het algemeen voor Utrecht, en variëren licht voor andere plaatsen in de Benelux. Ik geeft het moment van opkomst tot op de minuut nauwkeurig; meer precisie is zinloos aangezien de hoogte van een waarnemer (op de Dom of net buiten de stad) en de exacte luchtdruk en temperatuur in dat geval van belang zijn (in verband met de breking in de atmosfeer), evenals het exacte uitzicht op de horizon. Hemellichamen die nooit opkomen, maar altijd boven de horizon staan, heten circumpolair. Zie ook ondergang. Je kunt de opkomst en ondergang van Zon, Maan, planeten en sterren zelf uitrekenen met de module riset in libTheSky. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oppositie | Een buitenplaneet of planetoïde is in oppositie met de Zon, of kortweg in oppositie, wanneer deze tegenover de Zon aan de hemel staat. De Zon, de Aarde en het object staan dan dus op een lijn. Het gevolg hiervan is dat het object opkomt rond het moment dat de Zon ondergaat en omgekeerd, waardoor het object dus vrijwel de gehele nacht zichtbaar is. Daarnaast staat het object tijdens de oppositie relatief dicht bij de Aarde, waardoor het een grotere schijnbare diameter en helderheid heeft dan gemiddeld. Een oppositie van een planeet is dus een uitgelezen moment om die planeet waar te nemen, niet alleen op de exacte datum van de oppositie, maar ook enkele weken ervoor en erna. Binnenplaneten vertonen geen opposities, buitenplaneten laten vaak een oppositielus zien. Het tegenovergestelde van een oppositie is een conjunctie. Gegevens van de opposities van de buitenplaneten zijn te vinden in de tabel planeetverschijnselen, een schematische figuur met de posities voor Mars in oppositie (M1) en conjunctie (M2) ten opzichte van de Aarde (A) is te vinden in Figuur 1 van de pagina Waardoor kunnen we Venus zien? in de veelgestelde vragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oppositielus | Een buitenplaneet maakt in de periode rond zijn oppositie vaak een oppositielus. Deze lus ontstaat doordat de Aarde de planeet inhaalt, doordat de Aarde ten eerste een grotere baansnelheid heeft en ten tweede een kleinere baan. Hierdoor lijkt de buitenplaneet achteruit te bewegen, wat ook wel retrograde beweging wordt genoemd. Bij het begin en einde van de oppositielus staat de planeet dus even stil in voorwaartse beweging. We zeggen dan dat de planeet stationair is. Een schematische voorstelling van een oppositielus is te vinden in Figuur 2 van de pagina Mars in oppositie in 2007. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overgang | Een overgang vindt plaats wanneer een kleiner voorgrondobject voor een groter achtergrondobject langs beweegt, en het achtergrondobject dus gedeeltelijk bedekt. Zo vinden er af en toe overgangen van Mercurius over de Zon plaats, waarbij de kleine planeet als een zwarte stip op de heldere zonneschijf zichtbaar is. Een ander voorbeeld van overgangen zijn de overgangen van de manen van Jupiter, wanneer een maan of zijn schaduw vanaf de Aarde gezien over de planeetschijf beweegt. Wanneer het voorgrondobject groter is dan het achtergrondobject, spreken we van een bedekking. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
parallax | De jaarlijkse parallax van een ster is de schijnbare beweging die de ster aan de hemel maakt ten gevolge van de baanbeweging van de Aarde. Door de beweging van de Aarde lijken nabije sterren een beetje te bewegen ten opzichte van ververwijderde sterren, net zoals vanuit een rijdende trein nabije bomen snel voorbijschieten ten opzichte van bijvoorbeeld een berg op grote afstand. De parallax wordt meestal gemeten in boogseconden (″), een ster met een parallax van 1″ heeft een afstand van 1 parsec. Een ster die tweemaal zover weg staat heeft een tweemaal zo kleine jaarlijkse parallax, en dus heeft een ster op een afstand van 10pc een parallax van 0,1″. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
parsec | Een parsec (pc) is een afstandsmaat die wordt gebruikt om afstanden naar sterren en sterrenstelsels aan te geven. In plaats van de parsec wordt vaak het lichtjaar gebruikt, voor afstanden binnen het zonnestelsel gebruikt men de astronomische eenheid. Er gaan ongeveer 206.265 astronomische eenheden, circa 3,26 lichtjaar of 3,1×1013 km (een 3 gevolgd door 13 nullen) in een parsec. De naam parsec komt van de samentrekking van parallax en boogseconde ("); De parsec is namelijk zo gedefinieerd dat een ster met een parallax van 1" op een afstand van 1pc staat. Voor grotere afstanden worden vaak de kiloparsec (1 kpc = 1000 pc) en megaparsec (1 Mpc = 1.000.000 pc) gebruikt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
penumbra |
De term penumbra is Latijn voor halfschaduw en wordt gebruikt voor:
1. maansverduistering: de halfschaduw of bijschaduw van de Aarde op de Maan tijdens een maansverduistering. De schijnbare diameter van de halfschaduw van de Aarde op de afstand van de Maan is circa 2,5° (4,8 keer de diameter van de Maan); 2. zonsverduistering: de halfschaduw of van de Maan op de Aarde tijdens een zonsverduistering; 3. zonnevlek: de minder donkere buitenste gebieden van een zonnevlek. De term penumbra staat in tegenstelling tot umbra. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
perifeer waarnemen | Perifeer waarnemen betekent in feite "waarnemen vanuit de ooghoek". De techniek wordt gebruikt om zwakke hemellichamen beter te kunnen zien met het menselijk oog. De waarnemer kijkt naast het object dat zij wil zien, waardoor het object vanuit de ooghoek zichtbaar is. De rand van ons blikveld (periferie) is gevoeliger voor zwak licht dan het centrum. In het centrum van ons netvlies bevinden zich meer kegeltjes, die goed kleuren kunnen onderscheiden maar minder gevoelig zijn voor zwak licht, terwijl de periferie meer staafjes bevat, waarvoor het omgekeerde geldt: fotonen van alle kleuren worden gedetecteerd, waardoor zwakker (maar kleurloos) licht kan worden waargenomen (dit is ook de reden dat we 's nachts minder makkelijk kleuren kunnen onderscheiden dan overdag). Perifeer waarnemen vergt enige oefening, doordat de natuurlijke reflex is om het te bekijken object in het centrum van het blikveld te houden. De oefening baart echter kunst, en door perifeer waarnemen zijn zwakke hemelobjecten beter zichtbaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
perigeum | Het punt van de elliptische baan van de Maan of een satelliet, dat het dichtst bij de Aarde ligt en dus een apside. Wanneer de Maan in het perigeum staat, staat deze dichter bij en heeft een grotere schijnbare diameter (Grieks: peri: (dicht)bij, Gaia: Aarde). Daarnaast is de baanbeweging van de Maan in het perihelium sneller dan gemiddeld. De periode tussen twee perigea heet de anomalistische maand. Gegevens van het apogeum van de Maan zijn te vinden in de tabel verschijnselen van de Maan. Wanneer een perigeum van de Maan (bijna) samenvalt met Volle Maan wordt dit wel een supermaan genoemd. Zie ook: apogeum. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
perihelium | Het punt van de elliptische baan van een planeet, planetoïde of komeet, dat het dichtst bij de Zon ligt. De Aarde staat rond 4 januari in het perihelium, zodat de Zon dan groter lijkt dan gemiddeld (Grieks: peri: dichtbij, Helios: Zon). Daarnaast is de baanbeweging van een planeet in het perihelium sneller dan gemiddeld. Gegevens van het perihelium voor iedere planeet zijn te vinden in de tabel planeetverschijnselen. Zie ook: aphelium. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
planeet | Een planeet is een groot en rond hemellichaam dat om een ster draait. De planeten die wij goed kennen zijn: Mercurius, Venus, de Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. Zij draaien om de centrale ster van ons zonnestelsel: de Zon. Pluto is sinds augustus 2006 officiëel geen planeet meer, omdat deze te klein is voor die titel, en wordt nu dwergplaneet genoemd. Kleinere rotsblokken die rond onze Zon draaien heten planetoïden. Gegevens van de planeten van ons zonnestelsel zijn te vinden in de tabel Gegevens van de planeten. Planeten die om andere sterren dan de Zon draaien heten exoplaneten. Je kunt planeetposities zelf uitrekenen met de module planets in libTheSky. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
planeetbaan | Een planeetbaan of baan is het pad van een planeet om de Zon (in het geval van ons zonnestelsel; om de centrale ster in het planetenstelsel in het geval van een exoplaneet. Planeetbanen zijn ellipsen, over het algemeen met een voldoende grote excentriciteit om niet te kunnen spreken van een cirkelvormige baan. Gegevens van de planeetbanen in ons zonnestelsel zijn te vinden in de tabel Gegevens van de planeetbanen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
planetaire nevel | Een planetaire nevel is een gasnevel die is uitgestoten door een centrale ster, aan het eind van het 'leven' van die ster. Planetaire nevels zien er vaak uit als kleine ronde schijfjes en lijken dus bij kleine vergroting een beetje op planeten, vandaar de naam. In werkelijkheid hebben ze dus niets met planeten van doen. Een planetaire nevel straalt licht uit doordat het gas wordt verhit door de hoogenergetische straling van de centrale ster, en is dus een emissienevel (zie onder gasnevel). Een planetaire nevel bestaat enkele tienduizenden jaren, dus relatief kort voor sterrenkundige begrippen, waarna de nevel te groot en ijl wordt om nog te kunnen worden waargenomen. De centrale ster koelt bovendien af tot een witte dwerg, die niet langer in staat is de nevel te doen lichten. Planetaire nevels maken deel uit van de deepsky-objecten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
planetenstelsel | Het woord planetenstelsel lijkt me een mooie naam voor het gebied rond een ster waar zich de planeten en eventueel kleinere objecten bevinden, al suggereert de naam lichtelijk dat er zich slechts planeten bevinden. Aan de andere kant is dit niet zo'n probleem omdat we kleinere objecten bij andere sterren in de meeste gevallen toch niet kunnen waarnemen. Het planetenstelsel om de Zon heet zonnestelsel, en daarmee bedoelen we inderdaad Zon, planeten en kleinere objecten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
planetoïde | Een planetoïde (letterlijk: kleine planeet) of asteroïde (letterlijk: kleine ster, dus eigenlijk onjuist) is een klein (minder dan ongeveer 1000km in doorsnede), rotsvormig planeetje dat om de Zon draait. Planetoïden hebben meestal een onregelmatige vorm. De twee manen van Mars zijn ingevangen planetoïden. Net als een planeet kan een planetoïde een maan hebben, zoals bijvoorbeeld de planetoïde Ida. Een zeer kleine planetoïde, ter grootte van een groot rotsblok of minder, wordt een meteoroïde genoemd. Gedetailleerde waarneemgegevens van planetoïden en zoekkaartjes rond hun oppositie zijn te vinden onder het kopje Planetoïden. Je kunt de posities van planetoïden zelf uitrekenen met de module asteroids in libTheSky. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pool, polen |
Met de pool bedoelen we de noordpool of de zuidpool:
1. op Aarde: (of een andere planeet). De polen van de Aarde bevinden zich op de twee plaatsen waar de rotatie-as van de Aarde door het oppervlak steekt, vaak gedacht als de 'bovenkant' en 'onderkant' van de Aarde (hoewel buiten de Aarde 'boven' en 'onder' niet gedefiniëerd zijn en dit meer te maken heeft met de gangbare manier van kaartlezen). Een waarnemer op een van de polen van de Aarde draait in 24 uur eenmaal om haar as en ziet ('s nachts) de sterren eenmaal om zichzelf ronddraaien. Een waarnemer op de noordpool ziet de poolster in het zenit. 2. de hemelpolen bevinden zich op die plaats aan de hemel waarnaar de aardas wijst, dus recht boven de polen van de Aarde. Hierdoor lijkt de sterrenhemel zich om de polen te draaien, net als de Aarde om haar as draait (maar in de andere richting; de hemel lijkt immers te draaien doordat in werkelijkheid de Aarde in de tegenovergestelde richting draait). De noordelijke hemelpool bevindt zich dicht bij de ster Polaris, op dit moment de poolster voor het noorden. De zuidelijke hemelpool wordt niet gemarkeerd door een duidelijk zichtbare ster. 3. magnetische polen zijn de extremen van een magnetisch veld. De termen noordpool en zuidpool bij magnetisme zijn enigszins vergelijkbaar met de positieve en negatieve lading bij electriciteit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
poollicht | Met poollicht, ook wel Aurora genaamd, wordt het zwakke lichtende schijnsel bedoeld dat soms 's nachts te zien is in gebieden niet al te ver van de noord- of zuidpool. Afhankelijk van de pool waar het verschijnsel zich afspeelt spreekt men ook van noorderlicht (Aurora Borealis) of zuiderlicht (Aurora Australis). In onze streken is het noorderlicht af en toe zichtbaar aan de noordelijke hemel. In landen dichter bij de noordpool (en met minder lichtvervuiling) is Aurora vaker en beter zichtbaar. Het poollicht wordt veroorzaakt doordat geladen deeltjes afkomstig van de Zon in wat we de zonnewind noemen botsen met het magnetisch veld van de Aarde. Deze geladen deeltjes kunnen niet door het magneetveld heen dringen, maar wel langs de magnetische veldlijnen van de Aarde richting noord- en zuidpool bewegen. Daar komen zij dichter bij het aardoppervlak en botsen op zo'n 100 km hoogte met de moleculen in de aardatmosfeer, die daardoor oplichten. Het poollicht is vrijwel altijd aanwezig, maar is alleen goed zichtbaar wanneer een extra grote stroom deeltjes de Aarde raakt, bijvoorbeeld na een uitbarsting op de Zon. Die uitbarstingen op de Zon hebben, net als zonnevlekken, magnetische storingen als oorzaak, en hierdoor is er vaker poollicht te zien wanneer er meer zonnevlekken zijn. De website spaceweather.com geeft voorspellingen voor het voorkomen van waarneembaar poollicht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
poolster | De poolster is een enigszins heldere ster (magnitude +2,02) die dicht bij de noordelijke hemelpool staat. Hierdoor lijken de andere sterren eenmaal per dag om de poolster te draaien, een schijnbare beweging veroorzaakt door de rotatie van de Aarde om haar as. De naam van de poolster is Polaris. Door de precessie verschuiven de 'vaste' objecten in de loop van duizenden jaren, waardoor Polaris niet altijd de poolster zal zijn, en we beter zouden kunnen spreken van een poolster. Doordat een poolster vrijwel precies boven de noordpool staat, is deze (voor een waarnemer op het noordelijk halfrond) altijd in het noorden te vinden en kan zowel gebruikt worden als oriëntatie (de poolster wijst het noorden aan) als als bepaling van de breedtegraad (90 graden minus de hoogte van de poolster boven de horizon geeft de geografische breedte, vandaar de uitdrukking poolshoogte nemen). Een veelvoorkomende misvatting is dat de poolster de helderste ster (na de Zon) aan de hemel zou zijn. Dit is echter Sirius, met een helderheid van -1,46 bijna 25 maal helderder dan Polaris, die op de 50e plaats komt. De zuidelijke hemel heeft (op dit moment) geen gemakkelijk herkenbare poolster. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
positie | Met de positie van een hemellichaam wordt de plaats van dat object aan de sterrenhemel bedoeld. Om de positie aan te geven zijn twee coördinaten nodig, net als voor het uniek bepalen van een plaats op Aarde (de afstand is niet van belang om een object aan de hemelbol te vinden). Het systeem van de horizontale coördinaten gebruikt azimut en hoogte, bij equatoriale coördinaten zijn dat rechte klimming en declinatie, en bij het ecliptische coördinatenstelsel ecliptische lengte en ecliptische breedte. Je kunt coördinaattransformaties tussen verschillende coördinaatsystemen zelf uitvoeren met de module coordinates in libTheSky. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
positiehoek | De positiehoek van een object is de hoek die de noordpool van het object maakt met de richting van de noordpool van de hemel, of met het zenit. De positiehoek beschrijft dus de oriëntatie van het object aan de hemel, niet zijn positie. Een hoek van 0° betekent dat het object 'rechtop' staat, een hoek van 90° betekent dat het object 'naar rechts gevallen' is, en bij een hoek van 180° staat het object 'ondersteboven'. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
precessie | De Aarde draait om haar as, maar de richting waarnaar de aardas wijst is niet constant. De richting van de aardas zelf maakt in 26.000 jaar een cirkelbeweging van ongeveer 23,5° rond de pool van de ecliptica. Deze langzame beweging wordt de precessie der equinoxen, of kortweg precessie genoemd. Aangezien het systeem van hemelcoördinaten is vastgelegd met de evenaar in hetzelfde vlak als de evenaar van de Aarde, verschuiven de coördinaten als gevolg van de precessie. Hierdoor kunnen de coördinaten van 'vaste' objecten, zoals bijvoorbeeld een verre quasar, toch veranderen. Het kan geen kwaad nogmaals te benadrukken dat dit veranderen van de coördinaten dus niets te maken heeft met de beweging van de hemellichamen (dat is de eigenbeweging), maar met het verschuiven van het coördinatenstelsel. Een ander gevolg van de precessie is dat de sterrenbeelden van de dierenriem iedere 2000 jaar ongeveer één sterrenbeeld opschuiven, waardoor de astrologische tekens die worden gebruikt in horoscopen niet meer kloppen. Door de precessie is het tropisch jaar korter dan het siderisch jaar. Zie ook de pagina Verschuiven de seizoenen door de precessie? in de veelgestelde vragen. Je kunt precessie zelf uitrekenen met de module coordinates in libTheSky. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
publiekssterrenwacht | Een publiekssterrenwacht of volkssterrenwacht is een sterrenwacht waar niet-sterrenkundigen met behulp van een telescoop de sterrenhemel kunnen waarnemen. Daarnaast wordt er vaak voorlichting gegeven over sterrenkunde, worden er lezingen of cursussen aangeboden, of kan het publiek in een planetarium een virtuele sterrenhemel zien. Veel publiekssterrenwachten zijn een of meerdere avonden (vaak op vrijdag of zaterdag) in de week of in de maand geopend voor publiek. Dit gebeurt met name in de periode van september tot april, wanneer het niet al te laat donker wordt. Ook kunnen publiekssterrenwachten overdag geopend zijn, bijvoorbeeld om voorlichting te geven of om de Zon waar te nemen. Zie de Lijst met publiekssterrenwachten in Nederland en Vlaanderen om een publiekssterrenwacht bij jou in de buurt te vinden en de pagina Waar kan ik zelf door een telescoop sterren kijken? voor meer informatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
radiant | Het punt aan de hemel waaruit de meteoren uit een meteoorzwerm lijken te komen wordt de (of het) radiant genoemd. In werkelijkheid stralen de meteoren niet uit de radiant in alle richtingen, maar bewegen ze min of meer parallel aan elkaar. Het schijnbare uitstralen wordt veroorzaakt door het perspectief, net als treinrails die vanuit een punt aan de horizon lijken te komen. Een meteoorzwerm krijgt meestal de naam van het sterrenbeeld waarin de radiant ligt. De radiant beweegt langzaam aan de hemel, maar dit is nooit veel meer dan een graad per dag en wordt daarom verwaarloosd in de kaartjes op deze website. Het aantal meteoren dat te zien is per uur wordt uitgedrukt in de ZHR. Zie de tabel Jaarlijkse meteoorzwermen voor gegevens van de belangrijkste zwermen en meer informatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
radiële snelheid | De radiële snelheid van een 'vast' object is de beweging van het object aan de hemel in de kijkrichting, dus naar de waarnemer toe of van de waarnemer af. Dit is de radiële component van de fysieke beweging van dat object door de ruimte en wordt meestal gemeten in km/s. De schijnbare beweging van een object loodrecht op de radiële snelheid (dus in het vlak van de hemel) heet eigenbeweging. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rechte klimming | De term rechte klimming (R.K.; Engels right ascension, R.A.) wordt gebruikt om de lengtegraad van een hemelobject in het equatoriale coördinatenstelsel aan te geven. De rechte klimming wordt gemeten in uren, minuten en seconden (dus niet boogminuten en boogseconden). De rechte klimming wordt ook vaak aangeduid met de Griekse letter α (alfa). De breedtegraad in dit systeem heet de declinatie. Door de eigenbeweging verandert de rechte klimming van 'vaste' objecten langzaam. Om de rechte klimming en declinatie van een object om te rekenen in de lokale coördinaten azimut en hoogte is de uurhoek nodig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
retrograad |
1. planeten: Een buitenplaneet beweegt retrograad ('terug') tijdens zijn
oppositielus, doordat de Aarde de planeet
in haar baan om de Zon inhaalt. Op het moment dat de beweging van de planeet stopt en omkeert,
is de planeet stationair.
2. satellieten: Satellieten van planeten bewegen retrograad om hun planeet, wanneer zij in de richting draaien die tegengesteld is aan de planeetrotatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reuzenplaneet | Zie gasplaneet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ringen, ringenstelsel | De gasplaneten in ons zonnestelsel hebben een stelsel van ringen die om de planeet heen draaien. Het bekendste voorbeeld vormt het ringenstelsel van Saturnus, dat al met een (goede) verrekijker zichtbaar is. De ringen bestaan uit relatief kleine rotsblokken, keien, stenen en zandkorrels, en bewegen over het algemeen in een plat vlak om de planeet — hetzelfde vlak als waarin de planeet om zijn as draait en waarin de manen om de planeet draaien. De ringen van Saturnus zijn zo dun ten opzichte van hun omvang, dat ze vanaf de Aarde onzichtbaar zijn wanneer we er precies vanaf de zijkant tegenaan kijken — een zogenaamde “ring-plane crossing”. Ook Jupiter, Uranus en Neptunus hebben ringen, al zijn die veel minder duidelijk zichtbaar dan die van Saturnus. Mogelijk zijn de ringen ontstaan uit materiaal waaruit een maan had kunnen ontstaan, of door botsingen van eerder gevormde manen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rotsplaneet | Zie aardse planeet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
satelliet | Een satelliet is een hemellichaam dat om een planeet heen draait. Een synoniem voor satelliet is maan, hoewel dat woord komt van de Maan, de naam van de enige natuurlijke satelliet van de Aarde. We spreken van natuurlijke satellieten en kunstmanen, net zoals we van natuurlijke manen en kunstmanen spreken. Zie verder maan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SAO catalogus | De SAO catalogus is een stercatalogus in 1966 samengesteld door het Smithsonian Astrophysical Observatory te Harvard, en bevat de gegevens van 258.997 sterren. Zie de SAO homepage. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schemering | Het woord schemering heeft in de sterrenkunde vaak een andere betekenis dan die in het dagelijks leven wordt gebruikt. In de gangbare betekenis van het woord betekent schemering de periode kort (ongeveer een uur) na zonsondergang en kort voor zonsopkomst. In dat geval is de schemering een korte periode die tweemaal per dag plaatsvindt. Een sterrenkundige bedoelt met de schemering echter vaak de periode die 's ochtends voor zonsopkomst begint (in de ochtendschemering), en pas 's avonds na zonsondergang eindigt (de avondschemering). Dit is dus één lange periode, van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat, die dus ook de gehele periode van daglicht omvat. De schemering vindt voor een sterrenkundige dus slechts eenmaal per dag plaats, en is de periode waarin het te licht is om de nachthemel waar te nemen. Sterrenkundigen onderscheiden drie soorten schemering. Van minder naar meer duisternis zijn dat de burgerlijke schemering, de nautische schemering en de astronomische schemering. Deze vinden plaats wanneer de Zon respectievelijk minder dan 6°, minder dan 12° en minder dan 18° onder de horizon staat. De astronomische schemering omvat dus ook de nautische en burgerlijke schemering. Het deel van het etmaal waarin het niet schemert noemen we de burgerlijke nacht, nautische nacht, respectievelijk astronomische nacht. In de zomer wordt het in de Benelux niet volledig donker. De Zon staat dan midden in de nacht minder dan 18° onder de horizon en dus vindt gedurende de gehele nacht de astronomische schemering plaats. Met andere woorden: er vindt dan dus geen astronomische nacht plaats. Op deze website is informatie over de schemering te vinden in de interactieve en niet-interactieve tabellen voor opkomst, ondergang en schemering, en in de schemerdiagrammen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schijnbare afmeting | Zie schijnbare diameter of schijnbare oppervlakte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schijnbare afstand |
1. De schijnbare afstand of hoekafstand tussen twee hemelobjecten is de hoek tussen de posities van die twee objecten aan de
sterrenhemel. Een kleine schijnbare afstand betekent dat de twee objecten vrijwel op dezelfde positie aan de hemel
staan. De schijnbare afstand wordt niet gemeten in kilometers of AE, maar in graden, boogminuten
en boogseconden.
De reden dat schijnbare en niet absolute afstanden belangrijk zijn aan de sterrenhemel, is dat wij de hemel zien als een bol,
dat wil zeggen dat alle hemelobjecten op dezelfde afstand schijnen te staan. We zijn dus vooral geïnteresseerd in de richtingen waarin
de objecten staan, hun posities dus. Bijvoorbeeld, tijdens een zonsverduistering
is de schijnbare afstand tussen Zon en Maan erg klein (de Maan bevindt zich immers voor de Zon aan de hemel,
dus ongeveer op dezelfde positie), maar de fysieke afstand tussen de twee objecten is nog altijd zo'n 150 miljoen kilometer.
2. De schijnbare afstand van een object in het zonnestelsel tot de Aarde is de afstand waarop bijvoorbeeld een planeet schijnt te staan op het moment van waarnemen. Deze afstand wordt beïnvloed door de lichttijd van de planeet. Zie schijnbare positie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schijnbare beweging |
De schijnbare beweging van een hemellichaam kan twee betekenissen hebben:
1. de beweging van een object aan de sterrenhemel, dus uitgedrukt in afgelegde schijnbare afstand per tijdseenheid, bijvoorbeeld graden per dag of boogseconden per eeuw. 2. de beweging die een hemellichaam schijnt te hebben, welke wordt veroorzaakt doordat wij ons op de bewegende Aarde bevinden. Voorbeelden zijn de schijnbare dagelijkse beweging van de Zon, die wordt veroorzaakt door de as-rotatie, respectievelijk baanbeweging van de Aarde om de Zon. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schijnbare diameter | De schijnbare diameter van een hemelobject is de hoek die het object inneemt aan de sterrenhemel. De schijnbare diameter wordt niet gemeten in kilometers of AE, maar in graden, boogminuten en boogseconden. Het verschil tussen schijnbare en absolute diameter is dat de eerste rekening houdt met het feit dat een ver object kleiner schijnt te zijn. Zo zijn Rode Reuzen soms wel 100.000 keer zo groot als de Maan, door hun enorme afstanden zien we ze slechts als puntjes aan de hemel. De schijnbare diameter van de Maan is ongeveer een halve graad (0,5° = 30’), de schijnbare diameter van Jupiter is gemiddeld zo'n 40” (0,6’). In feite is de schijnbare diameter niet meer dan de schijnbare afstand van de ene tot de andere rand van het schijfje van een hemelobject. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schijnbare magnitude | De schijnbare magnitude geeft de helderheid van een hemelobject aan en wordt meestal afgekort tot simpelweg magnitude. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schijnbare oppervlakte | De schijnbare oppervlakte van een hemelobject is de oppervlaktehoek die het object inneemt aan de sterrenhemel. De schijnbare oppervlakte wordt niet gemeten in vierkante meters, maar in vierkante graden, bijvoorbeeld wanneer we het hebben over de oppervlakte van een sterrenbeeld. De schijnbare oppervlakte is in feite een tweedimensionale variant van de schijnbare diameter. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schijnbare positie | De schijnbare positie van een object in ons zonnestelsel is de positie waarop bijvoorbeeld een planeet schijnt te staan op een gegeven tijdstip. De exacte positie waarop we de planeet zien is echter anders dan de ware positie op dat moment; het verschil wordt veroorzaakt door de lichttijd van het object, waardoor we het waarnemen op de positie waar het stond toen het licht daar vertrok, en niet op de positie van het moment dat het licht bij ons aankomt. In de tussentijd heeft de planeet verder bewogen in zijn baan om de Zon. Hiermee moet rekening worden gehouden wanneer we de exacte positie van een object uit ons zonnestelsel willen berekenen. Bij bijvoorbeeld een bedekking door de Maan of een planeetovergang over de Zon moeten we de schijnbare positie gebruiken in plaats van de ware positie. Hetzelfde geldt (maar minder dramatisch) voor de schijnbare afstand. Voor meer uitleg over de verschillende coördinaatsystemen, zie Hoe werken de verschillende coördinaatsystemen? in de veelgestelde vragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schijngestalte | Zie fase. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrikkeldag | Een schrikkeldag is een extra dag die van tijd tot tijd wordt ingevoegd om de seizoenen niet te laten verschuiven ten opzichte van het kalenderjaar. De schrikkeldag wordt ingevoegd aan het einde van de maand februari (ooit het einde van het Romeinse kalenderjaar) en 1 maart, en bestempeld als 29 februari. Een kalenderjaar met een schrikkeldag heet een schrikkeljaar (zie aldaar voor de regels voor schrikkeljaren). Onze Gregoriaanse kalender kent 97 schrikkeldagen per 400 kalenderjaren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrikkeljaar |
Een schrikkeljaar is een kalenderjaar met een extra dag, de
schrikkeldag. Een schrikkeljaar duurt hierdoor 366 dagen, een dag langer dan de meeste
kalenderjaren.
In de Gregoriaanse kalender, die onder andere
in de EU wordt gebruikt, zijn de regels voor schrikkeljaren als volgt:
1. ieder vierde jaar, de jaren die deelbaar zijn door 4, is een schrikkeljaar 2. ieder eeuwjaar (deelbaar door 100 en dus ook door 4) is een uitzondering en is geen schrikkeljaar 3. ieder eeuwjaar dat deelbaar is door 400 is een uitzondering op de uitzondering en is wel een schrikkeljaar Deze regels tezamen betekenen dat de jaren 2004 en 2008 schrikkeljaren waren, 1900 en 2100 niet (eeuwjaren, deelbaar door 100), maar 2000 en 2400 weer wel (deelbaar door 400). Zo kent iedere periode van 400 jaar dus 100 schrikkeljaren (volgens regel 1), behalve de eeuwjaren (-4, regel 2) en met een extra schrikkeljaar iedere 400 jaar (+1, regel 3). In totaal zijn er in 400 kalenderjaren dus 100-4+1=97 schrikkeljaren, wat ervoor zorgt dat het Gregoriaanse jaar vrijwel net zo lang is als het tropische jaar. In de Juliaanse kalender was ieder vierde jaar een schrikkeljaar, wat een langzame verschuiving van de seizoenen teweegbracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrikkelseconde | Een schrikkelseconde is een extra seconde die van tijd tot tijd wordt ingevoegd om de tijd die wordt aangegeven door atoomklokken niet meer dan een seconde te laten verschuiven ten opzichte van de zonnetijd. Deze verschuiving wordt veroorzaakt door het langzaam en onvoorspelbaar afremmen van de aardrotatie. Wanneer de verschuiving is opgelopen tot 0,6s wordt besloten een schrikkelseconde in te voegen, zodat de verschuiving verspringt naar -0,4s en weer een tijd lang langzaam kan oplopen (in theorie kan een schrikkelseconde ook negatief zijn, maar de verwachting is dat dit niet of nauwelijks zal voorkomen, omdat de Aarde gemiddeld genomen vertraagt en niet versnelt in rotatie). De invoering van een schrikkelseconde wordt normaal gesproken een aantal maanden van tevoren besloten en meestal om middernacht (betekenis 1) op 30 juni of 31 december (universele tijd (UTC), dus op 1 januari 1 uur wintertijd of 1 juli 2 uur zomertijd in de Benelux) overal tegelijkertijd ingevoerd. Bij een positieve schrikkelseconde springt de klok van 23:59:59 naar 23:59:60, naar 00:00:00, bij een negatieve schrikkelseconde van 23:59:58 naar 00:00:00. Schrikkelseconden zijn onder andere ingevoegd op 31 december 2005 en 31 december 2008. Zie Wikipedia voor meer informatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
seconde |
Het woord seconde kan meerdere betekenissen hebben:
1. tijdseenheid: Een seconde ofwel SI seconde is de basiseenheid van tijd in de natuur- en sterrenkunde. De lengte van een seconde is gebaseerd op de lengte van 1/86400-ste deel van de gemiddelde zonnedag tussen 1750 en 1892 en exact gedefinieerd als de duur van 9.192.631.770 perioden van de straling die overeenkomt met de overgang tussen de twee hyperfijnniveaus van de grondtoestand van het cesium-133 atoom. Een minuut duurt 60 seconden, een uur 60 minuten, dus 60x60 = 3600 seconden en een dag 24 uur, dus 3600x24 = 86400 seconden. Door deze zeer exacte definitie van de seconde en de precieze tijdmeting met behulp van atoomklokken is ontdekt dat de rotatie van de Aarde niet constant is. Hierdoor is de gemiddelde zonnedag niet exact gelijk aan 86400 seconden, zodat af en toe een schrikkelseconde moet worden ingevoegd. 2. hoekmaat: Voor hoeken die in uren worden weergegeven, zoals de rechte klimming, is de seconde 1/3600-ste deel van een uur, net als in het geval van de tijd. Voor hoeken die in graden (°) worden weergegeven, zie boogseconde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
seeing | Met astronomische seeing wordt de atmosferische storing op de onscherpte van de hemel aangegeven. Door turbulentie in de atmosfeer wordt het licht van hemellichamen licht gebroken, wat een onrustig beeld oplevert. Als gevolg hiervan twinkelen met name heldere sterren voor het blote oog, lijken sterren door het beeld te dansen bij waarnemingen met een telescoop en worden afbeeldingen van sterren geen puntjes maar schijfjes. Seeing wordt vaak aangegeven als de grootte van zo'n schijfje in boogseconden. Een typische goede seeing is circa 1”, maar de gemiddelde waarde is veel hoger. Onder extreem goede omstandigheden, hoog in de bergen met droge lucht (waar niet toevallig vaak sterrenwachten te vinden zijn), kan de seeing zelfs 0,4” bereiken. De seeing hangt onder andere af van de locatie (slechter in de stad en op zeeniveau), de hoogte boven de horizon (lager is slechter) en het weer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
seizoen | Een seizoen of jaargetijde is een periode van ongeveer 3 maanden. De seizoenen zijn het best merkbaar op hogere en lagere breedten, verder van de evenaar. Een seizoen kenmerkt zich door een hogere of lagere stand van de Zon aan de hemel, en de daarbij behorende hogere of lagere temperatuur en langere of kortere perioden van daglicht. Het variëren van de hoogte van de Zon aan de hemel wordt veroorzaakt door de schuine stand van de aardas. Doordat de Aarde bovendien om de Zon beweegt, wordt nu eens het noordelijk, dan weer het zuidelijk halfrond meer beschenen door de Zon. De vier seizoenen zijn winter, lente, zomer en herfst. Het begin van de seizoenen wordt bepaald door de equinoxen en solstitia. Een volledige doorloop van de seizoenen is een tropisch jaar, dat wordt benaderd door een Gregoriaans jaar. Het begin, het einde en de duur van de seizoenen is weergegeven in de tabel Seizoenen 2001-2050. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
selenografische coördinaten | De selenografische coördinaten zijn de coördinaten die gebruikt worden om een plaats op de Maan (selena = Maan) aan te duiden. De coördinaten worden meestal uitgedrukt in lengte en breedte. Selenografische coördinaten zijn het equivalent van geografische coördinaten, maar dan voor de Maan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
siderisch jaar | Een siderisch jaar is de tijd die de Aarde nodig heeft om één volledige omloop om de Zon te voltooien en weer dezelfde positie tussen de sterren in te nemen (gezien vanaf de Zon). Omgekeerd is het de periode die de Zon nodig heeft om de hele dierenriem te doorlopen en weer dezelfde positie tussen de sterren in te nemen, gezien vanaf de Aarde. Het siderisch jaar duurt 365,256 363 051 dagen (in 2000). Door de precessie is een siderisch jaar niet gelijk aan een tropisch jaar. Zie ook jaar, betekenis 2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
siderische maand | Een siderische maand is de tijd die de Maan nodig heeft om één volledige omloop om de Aarde te voltooien en weer dezelfde positie tussen de sterren in te nemen. Een siderische maand duurt 27,321 662 dagen en wordt iedere 1000 jaar zo'n 0,16 seconden langer. Zie ook andere betekenissen voor maand. Voor planeten spreken we van de siderische periode. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
siderische periode | De siderische periode van bijvoorbeeld een planeet is de tijd die de planeet nodig heeft om één volledige omloop om de Zon te voltooien en weer dezelfde positie tussen de sterren in te nemen, zoals gezien door een denkbeeldige waarnemer op de Zon. Dit is de baanperiode van een planeet. Doordat de Aarde ook om de Zon beweegt is de siderische periode van een planeet niet gelijk aan de synodische periode. De siderische periodes van de planeten zijn aangegeven in de tabel Gegevens van de planeetbanen als Psid. De siderische periode van de Maan is een siderische maand. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
slagschaduw | Een slagschaduw wordt in de sterrenkunde vaak kernschaduw of umbra genoemd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
solstitium | Het solstitium of zonnewende is het moment dat de Zon boven de grootste of kleinste breedte op Aarde staat. Het begin van de zomer, rond 21 juni, is gedefinieerd als het zomersolstitium, het begin van de winter, rond 21 december, als het wintersolstitium. In Nederland en België staat de Zon tijdens het zomersolstitium in het hoogste punt (midzomer), tijdens het wintersolstitium in het laagste punt (midwinter). Voor het zomersolstitium klimt de Zon in hoogte, tijdens het solstitium (Lat: Sol: Zon, sistere: stilstaan) staat de Zon stil, en keert haar bewegingsrichting om. De solstitia bepalen mede de seizoenen. De solstitia voor de Aarde zijn weergegeven in de tabel Seizoenen 2001-2050. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spectraaltype | Het spectraaltype van een ster wordt bepaald door het spectrum van de ster te analyseren. Hierbij wordt gekeken naar de sterkte van donkere en heldere lijnen in het spectrum. Het spectraaltype is vervolgens een maat voor het evolutiestadium waarin de ster zich bevindt. Het spectraaltype van de Zon is G2V. De hoofdletter (in dit geval G) is de hoofdindeling, de klassen (van hoge naar lage oppervlaktetemperatuur) omvatten O, B, A, F, G, K, M. De Zon is dus een vrij koele ster. Het Arabische cijfer (hier 2) is een onderverdeling van de spectraalklasse. Zo hebben de heetste G sterren spectraaltype G0, iets koelere hebben G1, vervolgens G2, ..., G9, gevolgd door K0, K1, enzovoorts. Het Romeinse cijfer V tenslotte heeft niets te maken met de temperatuur van de ster, maar vooral met de zwaartekracht aan zijn oppervlak en de totale helderheid van de ster. Dit wordt ook wel de helderheidsklasse van de ster genoemd. De indeling loopt van I tot VII, waarbij klasse V 'normale' of 'dwerg'sterren zijn, ook wel hoofdreekssterren genoemd. De klassen VI, III, II en I zijn de subreuzen, reuzen, heldere reuzen en superreuzen en worden soms verder onderverdeeld met een kleine letter a, ab, of b. Tegenwoordig wordt ook wel helderheidsklasse 0 gebruikt voor hyperreuzen. De klassen VI (subdwergen) en VII (witte dwergen) worden zelden gebruikt. In sommige gevallen worden na de helderheidsklasse nog een of meerdere kleine letters toegevoegd die bijzondere kenmerken van de ster weergeven. Veel voorkomende kleine letters zijn e voor emissielijnen en p voor peculiar ('bijzonder', wat dus niet erg informatief is). Zie ook Welke temperaturen hebben sterren? in de veelgestelde vragen voor meer informatie over het spectraaltype van hoofdreekssterren (helderheidsklasse V). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spectrum | Een spectrum van het licht van een hemellichaam toont het licht van het object, gesorteerd naar golflengte (kleur) of energie van de fotonen. Een spectrum van zonlicht kan bijvoorbeeld worden verkregen door het licht door een prisma te laten vallen. De regenboog is een voorbeeld van een spectrum; de kleuren worden gescheiden door breking van het licht in waterdruppels. Het spectrum van een ster of sterrenstelsel bevat belangrijke informatie over het object, zoals bijvoorbeeld de (oppervlakte)temperatuur, samenstelling, (rotatie)snelheid, en meer. Voor sterrenkundigen is het spectrum dan ook een essentiëeel hulpmiddel voor het doen van onderzoek. Waargenomen sterren worden geclassificeerd naar hun spectraaltype, dat iets zegt over de evolutiefase van die sterren. Voor meer informatie, zie Welke kleuren hebben sterren? in de veelgestelde vragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spiraalarm | Een spiraalarm is de lichte, spiraalvormige band in spiraalvormig sterrenstelsel (spiraalstelsel). Ook ons Melkwegstelsel heeft spiraalarmen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spiraalstelsel | Spiraalstelsel is de korte aanduiding voor een spiraalvormig sterrenstelsel, een sterrenstelsel dat meer of minder duidelijke spiraalstructuur vertoont. Deze structuur bevat afwisselend donkere en lichte banen, de lichte spiraalvormige banen worden spiraalarmen genoemd. Ons Melkwegstelsel is een spiraalstelsel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sporadische meteoor | Een sporadische meteoor is een meteoor die niet tot een meteorenzwerm behoort. Deze “vallende sterren” lijken hierdoor niet allemaal uit één punt aan de hemel te komen, maar uit willekeurige richtingen. Het aantal sporadische meteoren dat 's nachts te zien is variëert gedurende het jaar. Op het noordelijk halfrond zijn in mei en juni tijdens een donkere nacht gemiddeld circa zes meteoren per uur te zien; in november zijn dat er ongeveer 16. Het aantal sporadische meteoren dat te zien is variëert ook gedurende de nacht: het maximale aantal in onze streken valt rond 6:30 MET of 7:30 MEZT, en rond middernacht is dat nog circa 60% minder. Op de pagina Vannacht aan de hemel worden zowel sporadische meteoren als meteoren uit zwermen meegeteld om het totaal aantal zichtbare meteoren te voorspellen. De meteoroïden die sporadische meteoren veroorzaken zijn over het algemeen langzamer en kleiner dan meteoroïden in zwermen. Zie ook de pagina's Wat zijn meteoren? en Hoe kan ik meteoren waarnemen? in de veelgestelde vragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stationair | Een planeet is stationair wanneer de voorwaartse beweging van de planeet ten opzichte van de sterren stopt, om vervolgens om te keren. De planeet beweegt dan retrograad. Dit gebeurt bijvoorbeeld aan het begin en einde van een oppositielus. Gegevens van de de momenten waarop de planeten stationair zijn, zijn te vinden in de tabel planeetverschijnselen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ster |
Een ster is over het algemeen een gloeiend, gasvormig hemellichaam, dat in zijn eigen
energieproductie voorziet. Helemaal correct is dit niet, omdat de overgang van lichte sterren naar zware
gasplaneten geleidelijk is en dus niet scherp.
Over het algemeen wordt een gasbol die zwaar genoeg is om waterstoffusie in zijn kern te hebben als sterren beschouwd
(zwaarder dan ongeveer 0,08 keer de massa van de Zon). Lichtere sterren die een klein beetje energie produceren (door deuteriumfusie,
maar geen waterstoffusie) worden Bruine Dwergen genoemd. Sterren worden over het algemeen gevormd in
sterhopen. Het bekendste voorbeeld van een ster is natuurlijk de
Zon, de helderste ster aan de hemel na de Zon is Sirius (zie de
lijst met helderste sterren aan de hemel;
gegevens van meer heldere sterren zijn te vinden op de detailpagina's per sterrenbeeld, te bereiken via de
lijst met sterrenbeelden, zie bijvoorbeeld de lijst
met heldere sterren in het sterrenbeeld Grote Beer).
Grote hemellichamen die om een ster draaien en zelf geen ster zijn noemen we planeten. Planeten
die om een andere ster dan de Zon draaien heten exoplaneten.
Veel sterren komen voor in paren, die we dubbelsterren noemen, of zelfs als
driedubbelsterren.
Op een hemelkaart worden sterren vaak aangeduid met een Griekse letter, de zogenaamde Bayer-aanduiding. Het idee hierachter is dat de helderste ster van een sterrenbeeld de letter α (alfa) krijgt, de tweede β (beta), enzovoort. In werkelijkheid klopt dit lang niet altijd, maar de symbolen zijn niet aangepast toen nauwkeuriger helderheidsbepalingen beschikbaar werden. Zo is de ster α Orionis, de “eerste” ster van het sterrenbeeld Orion, zwakker dan β Ori. In de horizonkaarten op hemel.waarnemen.com is van de allerhelderste sterren de naam weergegeven, bijvoorbeeld Betelgeuze en Rigel voor α, respectievelijk β Ori. Naast Griekse letters worden ook vaak nummers gebruikt voor de (mindere heldere) sterren van een sterrenbeeld. Dit is de Flamsteed-aanduiding, waarbij het getal ruwweg oploopt van rechts naar links. Zo zijn α en β Ori eveneens 58 en 19 Ori. Variabele sterren worden vaak aangeduid met een een hoofdletter; de helderste (of eerst bekende) variabele ster heeft de letter R, de tweede S, enzovoort tot Z. Daarna wordt RR...RZ, TT...TZ gebruikt tot ZZ, vervolgens AA...AZ, BB...BZ, tot QZ is bereikt, en waarbij de J wordt overgeslagen. Hiermee zijn in totaal 334 aanduidingen mogelijk. De volgende variabele sterren in het sterrenbeeld krijgen de aanduiding V335, V336, et cetera. (De reden om bij R te beginnen is dat Bayer soms Latijnse letters toekende, maar nooit verder kwam dan Q.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sterhoop | Een sterhoop of stercluster is een groep van enkele duizenden tot enkele miljoenen sterren, die fysiek bij elkaar horen en dus allemaal ongeveer even ver weg staan. Dit laatste is in tegenstelling tot een asterisme of een sterrenbeeld. We onderscheiden open sterhopen en bolvormige sterhopen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sterrenbeeld | Een sterrenbeeld of constellatie is een denkbeeldige figuur die wordt verkregen door (in gedachten) lijnen te trekken tussen verschillende heldere sterren. Vaak werden deze figuren vereenzelvigd met karakters uit de (Griekse) mythologie. Bekend zijn onder andere de twaalf (of dertien) sterrenbeelden van de dierenriem. Tegenwoordig is de hemel volledig opgedeeld in 88 sterrenbeelden (waarvan het sterrenbeeld Slang is opgedeeld in twee stukken), zodat een sterrenbeeld niet veel meer is dan een bepaald stukje van de hemel. Het grootste sterrenbeeld is de Waterslang en beslaat 1302,8°2, ofwel 3,16% van de hemel, het kleinste is het Zuiderkruis met 68,4°2 (0,17% van de hemel). In moderne toepassing bevatten de namen van veel objecten de naam van het sterrenbeeld waarin ze staan. Sterrenbeelden die altijd (gedeeltelijk) boven de horizon staan heten (gedeeltelijk) circumpolair. Zie ook de gegevens van sterrenbeelden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sterrendag | Een sterrendag is de tijdsduur die nodig is voor een ster (of ander 'vast' object) om na één volledige aswenteling van de Aarde weer dezelfde positie aan de lokale hemel in te nemen. De sterrendag is 3 minuten en 56 seconden korter dan een zonnedag, doordat de Aarde ook in een baan om de Zon beweegt, en in de loop van een dag ongeveer 1% van haar baan aflegt. Hierdoor lijken de sterren iets te verschuiven ten opzichte van de Zon, waardoor de Aarde iets minder ver hoeft te roteren om een ster weer in dezelfde positie te krijgen, vergeleken met de Zon. In een normaal jaar (geen schrikkeljaar) gaan 366 sterrendagen tegen 365 zonnedagen; het verschil zit in die 3,9 minuten: 366 × 3,9 minuten is exact één dag. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sterrenhemel | De sterrenhemel, nachthemel of kortweg hemel is de naam voor de denkbeeldige (halve) bol waaraan alle buitenaardse objecten kunnen worden waargenomen, in het bijzonder 's nachts (zeker in het geval van nachthemel). De sterrenhemel bevat hemellichamen zoals de Maan, planeten, sterren, de Melkweg en deepsky-objecten. Alle hemellichamen tezamen vormen de hemelbol. Het woord sterrenhemel wordt zowel gebruikt om de gehele hemelbol aan te duiden, als de halve hemelbol die op een bepaald moment op een bepaalde plaats kan worden waargenomen. De sterrenhemel die rond de ochtendschemering of avondschemering zichtbaar is wordt wel ochtendhemel of avondhemel genoemd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sterrenstelsel | Een sterrenstelsel is een grote verzameling van sterren, sterhopen, gasnevels, stofwolken, et cetera. Een typisch sterrenstelsel heeft zo tussen de 1 miljard (1.000.000.000) en 1 biljoen (1.000.000.000.000) sterren. Bekend zijn de foto's van sterrenstelsels met een mooie spiraalstructuur, maar er bestaan ook elliptische en onregelmatig gevormde sterrenstelsels. Ons zonnestelsel bevindt zich in het sterrenstelsel dat we het Melkwegstelsel noemen, een vrij groot spiraalstelsel met naar schatting circa 200 miljard sterren, waar de Zon er een van is. Sterrenstelsels worden vaak ook melkwegstelsels genoemd, maar feitelijk is dit onjuist (op dezelfde manier als 'sterren' geen 'zonnen' zijn). Een bekend sterrenstelsel is de Andromedanevel, een groot spiraalstelsel dat zich op circa 2,5 miljoen lichtjaar van ons Melkwegstelsel bevindt en met wat moeite met het blote oog (en anders met een verrekijker) kan worden onderscheiden. Op het zuidelijk halfrond zijn met name de onregelmatige sterrenstelsels de Grote Magelhaese Wolk en de Kleine Magelhaese Wolk opvallend. Sterrenstelsels komen meestal voor in groepen, en deze groepen vormen weer clusters. Een bekend spiraalstelsel op het noordelijk halfrond is M101 in het sterrenbeeld Grote Beer. Sterrenstelsels maken deel uit van de deepsky-objecten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sterrentijd | De sterrentijd verschilt van de zonnetijd, doordat de zonnedag afwijkt van de sterrendag. Zoals de oorspronkelijke definitie van de zonnedag (voor de invoering van tijdzones) ervoor zorgt dat de Zon steeds om 12 uur 's middags in het zuiden staat, zo staat het lentepunt om 0 uur lokale sterrentijd in het zuiden. De sterrentijd is belangrijk voor het berekenen van de lokale posities van hemellichamen: de uurhoek van een object is het verschil tussen de lokale sterrentijd en de rechte klimming van het object. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sterrenwacht | Een sterrenwacht of observatorium is een plaats waar de sterrenhemel kan worden waargenomen. Dit gebeurt meestal 's nachts, maar vaak kan ook overdag de Zon worden bekeken. De meeste sterrenwachten gebruiken hiertoe een of meerdere telescopen en mogelijk andere instrumenten. Deze kunnen los opgesteld zijn in het veld, of vast staan in een speciaal gebouw. Sterrenwachten waar de telescopen in een gebouw zijn opgesteld hebben vaak kenmerkende koepels. Deze kunnen gedeeltelijk worden geopend en geheel worden rondgedraaid, zodat elk deel van de hemel kan worden bekeken. Tijdens het waarnemen biedt de koepel enige bescherming tegen de wind en strooilicht, en wanneer er niet wordt waargenomen kan de koepel worden gesloten om het weer buiten te houden. Hoewel professionele sterrenwachten vaak ontoegankelijk zijn voor publiek, bestaan er ook publiekssterrenwachten, waar niet-sterrenkundigen de sterrenhemel kunnen waarnemen door een telescoop of meer te weten kunnen komen over sterrenkunde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sterwind, sterrenwind | Zie zonnewind. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
straal | De straal of radius van een cirkel is de halve diameter. Aan de hemel gebruiken we soms de schijnbare straal, dus de halve schijnbare diameter van bijvoorbeeld de Zon of de Maan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
strooilicht | Strooilicht is een gevolg van de lichtvervuiling, waardoor licht van bijvoorbeeld een straatlantaarn of een broeikas in het oog, verrekijker of telescoop terecht komt. Het gevolg hiervan is een heldere achtergrondwaas, waardoor de grensmagnitude omlaag gaat en lichtzwakke hemellichamen, zoals deepsky-objecten, onzichtbaar worden. Sterrenwachten hebben vaak koepels, die onder andere het strooilicht van nabije bronnen kunnen afschermen. Strooilicht kan echter ook van verder weg gelegen steden komen, in de atmosfeer worden verstrooid en weer richting aardoppervlak worden gekaatst. Vanwege het strooilicht moet vaak een donkere waarneemplaats worden opgezocht om zwakke hemelobjecten nog te kunnen waarnemen. Zie ook Waar in Nederland kun je het beste sterrenkijken? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
supermaan | Het begrip supermaan (niet te verwarren met Superman; Engels: supermoon) is een hype van de laatste jaren waarmee het samenvallen van Volle Maan en het perigeum van de Maan wordt aangeduid. Doordat de baan van de Maan om de Aarde elliptisch is, staat de Maan soms dichterbij (en lijkt dan groter) en soms verder weg van de Aarde. Doordat de excentriciteit van de maanbaan 0,0549 bedraagt lijkt de Volle Maan in een typisch perigeum ruim 5% groter en 11% helderder dan de gemiddelde Volle Maan en 12% groter en 25% helderder dan een Volle Maan in het apogeum. Hoewel dit met het blote oog niet of nauwelijks opvalt, is rond 2010 een hype uitgebroken om ieder geval waar een Volle Maan maar enigszins in de buurt van een perigeum valt een supermaan te noemen. Het verschijnsel heeft dan ook geen echte betekenis, en mede daardoor is er geen duidelijke definitie van de maximale tijd die tussen Volle Maan en perigeum mag zitten om van een supermaan te spreken (een dag? een uur? — al is meer dan een dag niet houdbaar aangezien het verschil tussen de anomalistische maand en de synodische maand minder dan twee dagen bedraagt). Zie de pagina Supermanen voor meer uitleg en een lijst met nabije Volle Manen. De (Volle) Maan lijkt bij opkomst of ondergang duidelijk groter dan hoog aan de hemel, maar dat is een optische illusie en heeft niets te maken met Supermanen. Zie ook de pagina's Wat is een Supermaan, en hoe bijzonder is dit? en Waardoor is de Maan aan de horizon groter dan hoog aan de hemel? voor meer uitleg. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
synodische maand | Een synodische maand is de tijd die de Maan nodig heeft om eenmaal volledig zijn fasen te doorlopen, dus van Nieuwe Maan tot Nieuwe Maan. De synodische maand is langer dan de siderische maand, doordat tegen de tijd dat de Maan een omloop rond de Aarde voltooid heeft, de Aarde zo'n 8% van haar baan om de Zon heeft afgelegd, waardoor de Maan nog circa twee dagen extra moet bewegen om in dezelfde fase uit te komen. Een synodische maand duurt 29,530 589 dagen en wordt iedere 1000 jaar zo'n 0,19 seconden langer. Zie ook andere definities voor de tijdspanne van een maand. Zie ook synodische periode. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
synodische periode | De synodische periode van bijvoorbeeld een planeet is de tijd die de planeet nodig heeft om eenmaal volledig zijn baan ten opzichte van de Zon af te leggen, als gezien door een waarnemer op Aarde. Het is dus de periode tussen twee opposities of conjuncties van een planeet. De synodische periodes van de planeten zijn aangegeven in de tabel Gegevens van de planeetbanen als Psyn. De werkelijke baanperiode van een planeet heet de siderische periode. De synodische periode van de Maan is een synodische maand. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
telescoop | Een telescoop is een optisch instrument dat speciaal is ontworpen om de sterrenhemel te bekijken, en wordt ook wel sterrenkijker genoemd. Hiertoe heeft een telescoop meestal een grote lens of spiegel, om veel licht op te kunnen vangen en een scherp beeld te produceren, en een kleine lens waar met het oog door kan worden gekeken (het oculair), of waar met behulp van een camera een opname van het beeld kan worden gemaakt. Een telescoop lijkt hiermee op een halve verrekijker, maar draait het beeld om. De reden hiervoor is dat een omgekeerd beeld standaard is, en een verrekijker extra optiek heeft om dat weer rechtop te zetten. In een telescoop wordt die extra optiek weggelaten, omdat boven en onder in het heelal weinig betekenis hebben, en omdat dit extra lichtverlies en beeldverzwakking met zich meebrengt. De voornaamste eigenschap van een telescoop is niet, zoals velen denken, de vergroting, maar de hoeveelheid lichtvergarend vermogen en de stabiliteit van de montering. Hoe groter de apertuur van de telescoop, des te meer licht kan er worden verzameld en des te zwakker zijn de zwakste hemellichamen die nog kunnen worden waargenomen. De stabiliteit van de montering is belangrijk, omdat een kleine trilling aan de telescoop sterk vergroot wordt door de vergroting van de telescoop, waardoor het beeld sterk heen en weer beweegt en wazig wordt. Ook het volgmechanisme in de montering is belangrijk — doordat de Aarde roteert lijkt een object langzaam aan de hemel te bewegen (net als de Zon in haar dagelijkse baan). Bij 100x vergroting wordt die beweging ook 100x vergroot, en loopt het object snel uit beeld. De vergroting van de telescoop, tenslotte, wordt bepaald door de keuze van het oculair. Hoe groter de vergroting, des te lichtzwakker het beeld wordt. Om die reden zijn sterke vergrotingen handig bij het waarnemen van details op de lichtsterke Maan en planeten, maar is voor bijvoorbeeld kometen en deepsky-objecten een lagere vergroting vaak gunstig. De maximale vergroting van een telescoop wordt meestal bepaald door de seeing en ligt vaak niet hoger dan 200–300x. Bij sterkere vergroting wordt de luchtonrust dermate uitvergroot dat het waar te nemen object door het beeld danst, wat het waarnemen onprettig maakt. Sterrenwachten beschikken vaak over telescopen, maar ook veel amateursterrenkundigen beschikken over zo'n instrument. Bij een publiekssterrenwacht kunnen niet-sterrenkundigen zelf onder begeleiding waarnemen met een telescoop. Zie ook de pagina Waar kan ik zelf door een telescoop sterren kijken? voor meer informatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terminator | Met de terminator wordt de grens tussen het verlichte deel en het onverlichte deel van de Maan aangeduid. Bij Volle Maan en Nieuwe Maan is er geen terminator, bij Eerste Kwartier en Laatste Kwartier loopt de terminator door het midden van het voor ons zichtbare maanoppervlak. Nabij de terminator van de Maan komt de Zon net op of gaat deze net onder, waardoor bergen en kraters lange schaduwen werpen. Dit geeft een 3D-effect, waardoor deze bergen en kraters beter kunnen worden gezien door een verrekijker of telescoop. Dit effect is het sterkst bij een smalle maansikkel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijdsvereffening | Met het woord tijdsvereffening of tijdsvereffening (Engels: equation of time) wordt het verschil in lengte van de zonnedag aangeduid. De tijdsvereffening geeft aan hoeveel minuten de Zon eerder of later door het zuiden trekt dan gemiddeld. De tijdsvereffening kent twee oorzaken. Ten eerste is een van de gevolgen van de elliptische vorm van de baan van de Aarde dat de baansnelheid variëert, waardoor vanaf de Aarde gezien de schijnbare snelheid van de Zon langs de sterrenhemel niet constant is. De tweede oorzaak is de schuine stand van de aardas, die ook de seizoenen veroorzaakt. Deze schuine stand zorgt ervoor dat de schijnbare beweging van de Zon langs de hemel rond het begin van de zomer en winter precies tegen de dagelijkse beweging in gericht is (puur langs de rechte-klimmingas, waardoor de zonnedag langer duurt. Rond het begin van de lente en herfst is deze beweging deels in declinatie, waardoor de rechte-klimmingcomponent kleiner is en de zonnedag korter duurt. De zonnedag kan maximaal circa een halve minuut langer of korter duren dan 24 uur. De tijdsvereffening wordt vaak afgebeeld op de horizontale as van een analemma. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijdzone | De Aarde is tegenwoordig opgedeeld in ongeveer 24 tijdzones, die vrijwel allemaal een geheel aantal uren van elkaar verschillen (er zijn uitzonderingen van tijdzones waarin de klokken een half uur vroeger of later aangeven dan in de aangrenzende zone). Voor de invoering van tijdzones had vrijwel iedere stad zijn eigen lokale tijd, wat onpraktisch is bij het reizen tussen steden. De huidige tijdzones zijn gemiddeld 15 geografische lengtegraden breed, wat precies overeenkomt met een uur tijdsverschil (de Aarde kent immers 360° en roteert eenmaal in 24 uur, wat 15°/uur oplevert), wat het omrekenen van de tijd gemakkelijker maakt. Wanneer men 15° en een tijdzone naar het oosten reist, dan staat de Zon daar een uur eerder in het zuiden. De klokken geven op ieder moment echter ook een uur later aan zodat het tijdstip in lokale tijd van de culminatie van de Zon (ongeveer) hetzelfde is. Het uitgangspunt van de tijdzones is de meridiaan van Greenwich, die de nulmeridiaan wordt genoemd. Hoewel Nederland en België een tijdsverschil van slechts 20 minuten kennen met de Universal Time (UT), is de Benelux ingedeeld in de Midden-Europese Tijd (MET). Nu ligt de zonegrens tussen het Verenigd Koninkrijk en de Benelux, in plaats van tussen de Benelux en Duitsland, een natuurlijker grens dus. Voor meer details, zie de uitleg bij de pagina Utrechtse Middelbare Tijd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
topocentrische positie | De topocentrische positie (Grieks: topos: plaats) is de positie van een nabij hemellichaam, zoals de Maan, voor een waarnemer op een bepaalde plaats op Aarde. Voor twee waarnemers die zich ver van elkaar vandaan bevinden neemt de Maan verschillende posities in tussen de achtergrondsterren (net als de vinger aan je uitgestrekte arm verschillende posities inneemt ten opzichte van de achtergrond wanneer je afwisselend met een van beide ogen kijkt. Om de topocentrische positie uit te rekenen wordt eerst de geocentrische positie bepaald en vervolgens gecorrigeerd voor de exacte plaats op Aarde van de waarnemer. De topocentrische positie is belangrijk voor de relatief nabije objecten in het zonnestelsel, voor 'vaste' objecten, die praktisch 'oneindig ver weg' staan, is de topocentrische positie gelijk aan de geocentrische positie. Voor meer uitleg over de verschillende coördinaatsystemen, zie Hoe werken de verschillende coördinaatsystemen? in de veelgestelde vragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
transit | Het woord transit (Latijn: trans: door, ire: gaan) is in de sterrenkunde een synoniem voor doorgang (door het zuiden). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tropisch jaar | Een tropisch jaar is de tijd die verloopt tussen twee gelijke equinoxen of twee gelijke solstitia en dus de tijd die nodig is voor één volledige rondgang door alle vier de seizoenen. Het tropisch jaar duurt 365,242 189 67 dagen (in 2000). Door de precessie is een tropisch jaar circa 0,014 dagen (ongeveer 20 minuten) korter dan een siderisch jaar. De Gregoriaanse kalender is gebaseerd op het tropisch jaar, waardoor de seizoenen niet (of nauwelijks) verschuiven. Zie ook jaar, betekenis 2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
umbra |
De term umbra is Latijn voor schaduw en wordt gebruikt voor:
1. maansverduistering: de slagschaduw of kernschaduw van de Aarde op de Maan tijdens een maansverduistering. De schijnbare diameter van de slagschaduw van de Aarde op de afstand van de Maan is circa 1,5° (2,7 keer de diameter van de Maan); 2. zonsverduistering: de slagschaduw of kernschaduw van de Maan op de Aarde tijdens een totale zonsverduistering; 3. zonnevlek: de donkere kern van een zonnevlek. De term umbra staat in tegenstelling tot penumbra. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UT | De afkorting UT staat voor Universal Time (universele tijd). Dit is de tijd die geldt voor de nulmeridiaan, die door de sterrenwacht van Greenwich, in London, loopt. De UT wordt daarom ook wel Greenwich-tijd of wereldtijd genoemd. De UT loopt 1 uur achter op de MET en 2 uur achter op de MEZT. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uur |
1. tijdseenheid: een uur is een 24e deel van een dag en duurt 3600 seconden.
2. positie: een uur is een 24e deel van een cirkel (dus 15 graden) en wordt gebruikt om de rechte klimming van een hemellichaam aan te geven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uurhoek | De uurhoek is een coördinaat vergelijkbaar met de rechte klimming en wordt gebruikt tezamen met de declinatie om de positie van een hemelobject aan de lokale hemel aan te geven. Het verschil tussen de uurhoek en de rechte klimming is de lokale sterrentijd en de sterrentijd is dus nodig om de uurhoek van een object uit te rekenen. De uurhoek wordt uitgedrukt in uren, minuten en seconden en drukt uit hoeveel tijd is verstreken sinds het object de meridiaan is gepasseerd. Een uurhoek tussen 0 en 12 uur geeft aan dat het object de meridiaan al gepasseerd is, een uurhoek tussen 12 en 24 uur (of -12 en 0 uur) betekent dat het object de meridiaan nog moet passeren. De uurhoek wordt gebruikt om rechte klimming en declinatie om te rekenen in de lokale coördinaten azimut en hoogte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vallende ster | Zie: meteoor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vast object | De 'vaste' objecten zijn de hemellichamen die niet direct (met het blote oog en in de loop van dagen, maanden of jaren) lijken te bewegen aan de sterrenhemel, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Maan en planeten (we bedoelen hier dus niet de dagelijkse, schijnbare beweging van bijvoorbeeld Zon en sterren door de rotatie van de Aarde, maar de intrinsieke, ruimtelijke beweging van de objecten zelf). In de praktijk komt dit neer op objecten die zich niet in het zonnestelsel bevinden, zoals sterren en deepsky-objecten. De term 'vast' is uiteraard enigszins misleidend; sterren bewegen wel degelijk door het heelal, maar hun eigenbeweging en radiële snelheden zijn pas ontdekt na de uitvinding van de telescoop. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Venus | Venus is één van de acht planeten van ons zonnestelsel. Vanaf de Zon gezien is Venus de tweede planeet; de planeet draait zijn baantjes om de Zon net binnen de baan van de Aarde en is dus een binnenplaneet. Hierdoor is Venus nooit meer dan 48° van de Zon aan de hemel te vinden. Wanneer Venus ten oosten van de Zon staat is de planeet avondster; ten westen ochtendster. Zie de pagina Grootste elongaties van Venus om te zien wanneer Venus zichtbaar is en het hoofdstuk Venus voor meer details. Zie ook Waardoor zijn Mercurius en Venus soms ver van de Zon slecht zichtbaar? in de FAQ. Venus is de planeet die het dichtst bij de Aarde kan komen; wanneer de planeet tussen de Aarde en de Zon door beweegt is de schijnbare diameter erg groot, maar toont zijn fase een smalle sikkel. Wanneer Venus vanaf de Aarde gezien achter de Zon langs beweegt is de afstand veel groter, de schijnbare diameter kleiner en is Venus “vol” qua fase. Venus heeft een zeer dichte atmosfeer met een luchtdruk die ongeveer 90 keer hoger is dan die op Aarde en een oppervlaktetemperatuur van circa 460°C door een uit de hand gelopen broeikaseffect als gevolg van een hoge concentratie CO2. Venus draait om haar as in een richting die tegengesteld is aan die van de meeste andere planeten; een (sterre)dag duurt ruim 243 aardse dagen, een jaar bijna 225 dagen. Venus heeft geen manen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verlicht deel | Het verlichte deel of de verlichte fractie van een hemellichaam is het gedeelte van het object dat verlicht is voor een waarnemer. Meestal gaat het hierbij om een maan of planeet, die door de Zon wordt verlicht. Het object wordt in werkelijkheid voor de helft verlicht, maar een waarnemer op Aarde zal in veel gevallen het object onder een hoek zien (de fasehoek), waardoor deze een deel van het verlichte en een deel van het onverlichte oppervlak waarneemt. Dit wordt ook wel de fase van het object genoemd. Het verlichte deel geeft aan welk percentage (0–100%) of welke fractie (0–1) van de zijde van het object dat de waarnemer ziet verlicht is. Zo is het verlichte deel van de Volle Maan 100%, van halve maan 50% en van Nieuwe Maan 0%. De bijbehorende fracties zijn respectievelijk 1.0, 0.5, en 0.0. De binnenplaneten vertonen fasen die vergelijkbaar zijn met die van de Maan, de buitenplaneten zijn (vanaf de Aarde gezien) nooit voor 0%, en veel dichter bij 100% verlicht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verrekijker | Een verrekijker of binoculair is een optisch instrument dat kan worden gebruikt om de sterrenhemel waar te nemen. Doordat een verrekijker een apertuur heeft die groter is dan de pupil van het menselijk oog, vangt deze meer licht en kunnen zelfs met een simpele verrekijker hemellichamen worden waargenomen die met het blote oog niet of moeilijk zichtbaar zijn, zoals bijvoorbeeld zwakke gasnevels of kometen. Ook de planeet Mercurius, die vrijwel alleen in de schemering zichtbaar is, kan met behulp van een verrekijker gemakkelijker worden gevonden. Daarnaast vergroot een verrekijker, waardoor objecten aan de sterrenhemel er groter uit zien dan met het blote oog. Zo zijn de kraters op de Maan beter te zien met een verrekijker, evenals de grootste manen van Jupiter, en is iets van de ringen van Saturnus te onderscheiden. De vergroting en apertuur van een verrekijker staan meestal op het instrument aangegeven: 12x50 betekent een vergroting van 12x en een apertuur van 50mm. Net als bij een telescoop betekent een grotere apertuur een lichtsterker beeld; een grotere vergroting leidt tot een lichtzwakker beeld. Een nadeel van een verrekijker is dat deze normaal gesproken in de hand wordt gehouden, waardoor het beeld enigszins trilt. Dit is echter voor een groot deel op te vangen door de armen of kijker te ondersteunen, bijvoorbeeld op een tafel, balkonrand of schutting. Ook zijn er statieven beschikbaar voor verrekijkers, of speciale koppelingen waarmee een verrekijker op een foto- of filmstatief kan worden gemonteerd. Hoewel de beeldkwaliteit van een verrekijker vaak wat minder is dan die van een (kleine) telescoop, is het voor veel objecten een prijstechnisch gunstig alternatief. Ook het zoeken van een object dat net niet zichtbaar is met het blote oog, zoals Mercurius of een komeet, is gemakkelijker met een verrekijker dan met een telescoop, doordat een verrekijker in de hand sneller heen en weer bewogen kan worden. Om deze reden gebruiken veel publiekssterrenwachten en amateursterrenkundigen naast telescopen ook verrekijkers. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vierkante graad | Een vierkante graad (°2) is een maat voor schijnbare oppervlakte aan de sterrenhemel, en wordt gebruikt om bijvoorbeeld de grootte van een sterrenbeeld aan te geven. Zoals de meter (m) een maat is voor afstand en de vierkante meter (m2) voor oppervlakte, zo zijn de graad (°) en vierkante graad (°2) maten voor schijnbare afstand en schijnbare oppervlakte aan de hemel. Er gaan circa 41.253°2 (3602/π) in de hemelbol. Het grootste sterrenbeeld aan de hemel is de Waterslang en beslaat 1302,8°2, ofwel 3,16% van de hemel, het kleinste is het Zuiderkruis met 68,4°2 (0,17% van de hemel). De (Volle) Maan heeft een schijnbare oppervlakte van gemiddeld 0,21°2 — er is een oppervlakte van bijna 200.000 Volle Manen nodig om de hemel volledig te bedekken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volle Maan | Volle Maan is de maanfase waarbij de Maan volledig verlicht is. Doordat de Zon precies één helft van de Maan verlicht, en de Maan om de Aarde draait, zien we alleen soms de hele verlichte kant van de Maan. Dit noemen we Volle Maan. Maansverduisteringen kunnen alleen bij Volle Maan voorkomen. De periode tussen Volle Maan en Nieuwe Maan heet krimpende Maan of afnemende Maan, die tussen Nieuwe Maan en Volle Maan heet wassende Maan. Een tweede Volle Maan in dezelfde maand wordt een Blauwe Maan genoemd. Wanneer een Volle Maan (bijna) samenvalt met een perigeum van de Maan wordt dit wel een supermaan genoemd. Zie ook maanfasen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorjaar | Zie lente. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor onze jaartelling, v.o.j. | Met het begrip voor onze jaartelling of de afkorting v.o.j. duiden we een jaartal aan dat plaatsvond voor het begin van onze jaartelling, dus vóór het jaar 1 van de Gregoriaanse kalender. Voor jaren na het begin van onze jaartelling wordt v.o.j. weggelaten of na onze jaartelling (n.o.j.) gebruikt om expliciet het verschil aan te duiden. Voordat v.o.j./n.o.j. in gebruik kwamen zijn lang de termen voor Christus en na Christus gebruikt, met als beoogd beginjaar het jaar waarin Jezus van Nazareth zou zijn geboren. Die definitie is echter onpraktisch gebleken doordat niet duidelijk is in welk jaar hij is geboren. Voor meer details hierover, zie bij onze jaartelling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VSOP, VSOP87 | VSOP87 is een theorie waarmee de heliocentrische ecliptische coördinaten van de planeten wordt uitgerekend op hemel.waarnemen.com. Deze planeetposities worden omgerekend van heliocentrische naar geocentrische en topocentrische positie en van ecliptische naar equatoriale en horizontale coördinaten. Voor meer informatie over VSOP87, zie het artikel van Bretagnon & Francou in de Referenties en literatuur. Je kunt zelf planeetposities uitrekenen met de modules vsop en planets in libTheSky. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vuurbol | Een zeer heldere meteoor wordt ook wel een vuurbol genoemd. Officiëel moet de meteoor hiervoor helderder zijn dan de planeet Venus. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ware positie | De ware positie van een object in ons zonnestelsel is de positie waarop bijvoorbeeld een planeet werkelijk staat op een gegeven tijdstip. Dit is niet de positie waarop we de planeet op dat moment waarnemen — dat is de schijnbare positie. Het verschil wordt veroorzaakt door de lichttijd van het object; het licht van de planeet in de huidige positie heeft tijd nodig om ons te bereiken en pas dan zien we het object daar staan. De ware positie is de positie waar de planeet staat op het moment dat het licht vertrekt, de schijnbare positie die waar de planeet lijkt te staan op het moment dat het licht op Aarde aankomt. In de tussentijd heeft de planeet verder bewogen in zijn baan om de Zon. Hiermee moet rekening worden gehouden wanneer we bijvoorbeeld een bedekking door de Maan of een planeetovergang over de Zon willen berekenen; we gebruiken dan de schijnbare positie gebruiken in plaats van de ware positie. Hetzelfde geldt (maar minder dramatisch) voor de schijnbare afstand. Voor meer uitleg over de verschillende coördinaatsystemen, zie Hoe werken de verschillende coördinaatsystemen? in de veelgestelde vragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wassende Maan | De Maan wordt wassend genoemd wanneer deze zich in een fase tussen Nieuwe Maan en Volle Maan bevindt, waarbij het verlichte deel van de Maan groter wordt. De periode tussen Volle Maan en Nieuwe Maan heet afnemende Maan of krimpende Maan. De fase van Eerste Kwartier vindt plaats bij wassende Maan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
windrichting |
De windrichting, zoals noord of zuidoost wordt gebruikt om aan te geven waar een hemellichaam
boven de horizon staat. Er zijn vier hoofdwindrichtingen: Noord, Oost, Zuid en West. De vier secundaire
windrichtingen liggen precies tussen de twee hoofdwindrichtingen waarmee ze worden aangeduid in, bijvoorbeeld ZW ligt precies tussen Z en W.
De acht tertiaire windrichtingen liggen exact tussen een secundaire en een primaire windrichting, bijvoorbeeld ZZW (te lezen als
Z-ZW) ligt ten Z van ZW en dus precies tussen ZW en Z.
Voor een preciezere indicatie gebruiken we in de sterrenkunde meestal de term azimut, uitgedrukt in graden. Officieel is in de sterrenkunde Z=0°, maar op deze website gebruiken we de meer intuïtieve definitie N=0° (zoals bijvoorbeeld op een kompas). De definities van de andere windrichtingen zijn te vinden in deze tabel:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
winter | De winter is een van de vier seizoenen in het jaar, de andere zijn lente, zomer en herfst. De winter op het noordelijk halfrond begint met het wintersolstitium en eindigt met de herfstequinox. Onze winter duurt van ruwweg 21 december tot 21 maart en is met ongeveer 89 dagen de kortste van de vier seizoenen (zie de tabel De seizoenen). Het verschil in lengte tussen de seizoenen wordt veroorzaakt door de excentriciteit van de aardbaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wintertijd | De wintertijd of winteruur is de standaard-tijdzone die in landen op hogere geografische breedte geldt tijdens de periode die ruwweg van de herfst tot de lente loopt. In de overige maanden geldt in deze landen dan de zomertijd. In de Benelux geldt 's winters de MET. Zie ook: Begin en einde van de zomertijd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Astrokalender –
Hemelkaart –
Opkomst en ondergang –
Zon en Maan –
Maanfasekalender –
Sterrenbeelden –
Deepsky
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a –
b –
c –
d –
e –
f –
g –
h –
i –
j –
k –
l –
m –
n –
o –
p –
r –
s –
t –
u –
v –
w –
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zenit | Het zenit is de naam voor het punt aan de hemel dat zich recht boven je hoofd bevindt. Het zenit heeft dus een hoogte boven de horizon van negentig graden (90°). Er staat geen 'vaste' ster in het zenit, dit hangt af van de plaats op Aarde, de datum en de tijd. Het punt recht tegenover het zenit wordt het nadir genoemd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZHR | De afkorting ZHR staat voor de Engelse term Zenithal Hourly Rate, oftewel aantal per uur in het zenit, en is de maat voor het maximale uurlijkse aantal meteoren in een meteorenzwerm, ergens op Aarde. De ZHR is het aantal meteoren dat onder ideale omstandigheden (geen Maan, radiant van de zwerm staat in het zenit, donkere, heldere nacht) in een uur kan worden waargenomen met het blote oog. Het aantal meteoren per uur dat op een gegeven locatie werkelijk kan worden waargenomen, wordt het HR genoemd. De grotere meteoorzwermen hebben tot 100 meteoren per uur, de kleinere laten slechts enkele per uur zien. Zie de tabel Jaarlijkse meteoorzwermen voor gegevens van de belangrijkste zwermen en meer informatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zodiak | Zie: dierenriem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zomer | De zomer is een van de vier seizoenen in het jaar, de andere zijn herfst, winter en lente. De zomer op het noordelijk halfrond begint met het zomersolstitium en eindigt met de herfstequinox. Onze zomer duurt van ruwweg 21 juni tot 23 september en is met ruim 93,5 dagen de langste van de vier seizoenen (zie de tabel De seizoenen), waardoor bij ons de Zon gemiddeld ruim 4 minuten per dag langer boven de horizon staat. Het verschil in lengte tussen de seizoenen wordt veroorzaakt door de excentriciteit van de aardbaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zomertijd | De zomertijd (in Vlaanderen ook zomeruur; Engels: daylight-saving time, DST) is de tijdzone die in landen op hogere geografische breedte geldt tijdens de periode die ongeveer van de lente tot de herfst loopt. Gedurende deze periode wordt de klok 1 uur vooruit gezet ten opzichte van de standaardtijd, die in dat geval ook wintertijd wordt genoemd. Op die manier is het 's avonds langer licht en kan er energie worden bespaard op bijvoorbeeld verlichting. Op dit moment (2006) begint de zomertijd in de E.U. op de laatste zondag van maart en eindigt op de laatste zondag van oktober. In landen dichter bij de evenaar geldt meestal geen zomertijd, omdat het effect van de seizoenen (zoals lange zomeravonden) daar (veel) geringer is. In de Benelux geldt 's zomers de MEZT. Zie ook: Begin en einde van de zomertijd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zon | De Zon is de centrale (en enige) ster van ons zonnestelsel en bevat circa 99,99% van zijn massa. Doordat de Zon veel zwaarder is dan enig ander object in ons zonnestelsel, bewegen alle andere objecten in het zonnestelsel om de Zon. De Zon is het enige object in ons zonnestelsel dat zelf licht produceert, de andere hemellichamen reflecteren slechts zonlicht. De Zon heeft een diameter van ongeveer 1,4 miljoen km (ruim 100 keer zo groot als de Aarde) en een oppervlaktetemperatuur van circa 5500°C. De lichtkracht van de Zon is circa 4×1026 Watt, ofwel 400.000.000.000.000.000.000.000.000 Watt. Op het oppervlak van de Zon zijn regelmatig donkere zonnevlekken te zien. Al het leven op Aarde is (direct of indirect) afhankelijk van de energie van de Zon. De Zon vormt ook de basis voor de meest primitieve vorm van tijdmeting: de zonnetijd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonnedag | Een zonnedag is een dag gemeten in zonnetijd, dat wil zeggen de tijd die verloopt tussen tweemaal een doorgang van de Zon in het zuiden. Daar de Aarde naast haar as-rotatie ook nog om de Zon beweegt, legt zij gedurende één rotatieperiode ongeveer 1% van haar baan om de Zon af, waardoor een ster al binnen 24 uur weer op dezelfde plaats aan de hemel staat. De lengte van een sterrendag is hierdoor circa 3 minuten en 56 seconden korter dan een zonnedag. Doordat de baan van de Aarde een ellips is, beweegt deze niet het hele jaar door even snel, waardoor de zonnedag niet altijd even lang is. Het aantal minuten dat de Zon eerder of later door het zuiden trekt heet tijdsvereffening en wordt vaak afgebeeld in een analemma. Om die reden is de lengte van een etmaal niet gelijk aan die van een specifieke zonnedag, maar aan de gemiddelde lengte van een zonnedag. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonnestelsel | Met het zonnestelsel wordt de Zon bedoeld, met "alles wat daarbij hoort", dat wil zeggen, alle hemellichamen die door de zwaartekracht aan de Zon zijn gebonden: planeten, manen, planetoïden, meteoroïden en kometen. In feite zijn al deze hemellichamen de 'restanten' die zijn overgebleven van het ontstaan van de Zon. Andere sterren kunnen net als de Zon planeten hebben, en waarschijnlijk ook hele 'zonnestelsels', die we dan waarschijnlijk planetenstelsels zouden moeten noemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonnetijd | De zonnetijd is het tijdssysteem dat gebaseerd is op de dagelijkse beweging van de Zon. De ware zonnetijd wordt weergegeven door een zonnewijzer. Doordat de zonnetijd zo gemakkelijk gemeten kan worden, was het het eerste tijdssysteem dat door mensen (en in feite ook door planten en dieren) gebruikt werd. In dit systeem vindt het midden van de dag (de middag) plaats op het moment van de doorgang van de Zon door het zuiden. Nadelen, en reden om een nieuw systeem te ontwerpen, zijn met name het feit dat de middag op een (iets) ander moment plaats vindt voor verschillende plaatsen op Aarde, en dat de lengte van de zonnedag (de tijd tussen twee middagen) licht variëert gedurende de seizoenen. Dit maakt het lastig om een exact tijdstip te definiëren. Zie de pagina Utrechtse Middelbare Tijd voor meer details en de middelbare zonnetijd voor Utrecht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonnevlek | Een zonnevlek is een (relatief) klein, donker gebiedje op het oppervlak van de Zon. Een zonnevlek ontstaat wanneer de fotosfeer van de Zon lokaal afkoelt van de normale temperatuur van circa 5500°C tot ruwweg 4500°C. Dit is nog steeds erg heet, maar 'koeler' dan de omgeving, waardoor dit gebiedje op het zonne-oppervlak minder licht uitzendt en dus donker afsteekt tegen de fellere omgeving. De kern van een zonnevlek is het koelst en dus het donkerst. Deze kern wordt aangeduid met de term umbra. Rondom de umbra bevindt zich meestal een gebiedje dat minder afgekoeld is en dus minder donker. Dit wordt de penumbra genoemd. Zonnevlekken hebben typisch diameters van enkele honderden tot enkele duizenden kilometers, en bestaan normaal gesproken enkele uren (voor de kleinere vlekken) tot enkele dagen of zelfs weken voor de grotere vlekken. De zonnevlekken ontstaan door de magnetische activiteit van de Zon, die ook uitbarstingen veroorzaakt. Die uitbarstingen kunnen weer poollicht veroorzaken, waardoor er vaker poollicht te zien is wanneer er veel zonnevlekken zijn. Deze activiteit, en dus ook het aantal zonnevlekken, kent een periode van circa 11 jaar. In 2008 vond een minimum plaats in het aantal zonnevlekken, rond 2014 bereikt het aantal zonnevlekken een maximum dat aanzienlijk lager is dan de maxima van de afgelopen decennia. Zie ook Hoe ontstaan de vlekken op de Zon? in de veelgestelde vragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonnewende | Synoniem voor solstitium. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonnewind | De zonnewind is de continue stroom geladen deeltjes die van het oppervlak van de Zon de ruimte in beweegt. Per seconde verliest de Zon hierdoor circa 1012 (1.000.000.000.000) gram. Dit lijkt veel, maar er is zo'n 10.000 keer de leeftijd van het heelal nodig om op deze manier al het gas in de Zon weg te blazen. De interactie van de zonnewind met de Aarde is zichtbaar als het verschijnsel poollicht. Ook ander sterren hebben winden, sterwinden genaamd. Vooral voor zware, hete sterren en koele Rode Reuzen kan het massaverlies duizenden malen hoger zijn dan dat van de Zon. Sterrenkundigen verwachten dat de Zon tijdens haar eigen Rode-reuzenfase circa 40% van haar materie zal verliezen. Zie ook: Hoe kan men de zonnewind waarnemen? in de FAQ. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonsondergang | Zie ondergang. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonsopkomst | Zie opkomst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonsstraal | Een zonsstraal of Ro (dus niet zonnestraal) is een afstandsmaat gelijk aan de straal van de Zon die met name wordt gebruikt om de fysieke grootte van een ster aan te geven. 1 Ro = 696.000 km. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonsverduistering | Bij een zonsverduistering of zonne-eclips schuift de Maan tussen de Aarde en de Zon, zodat de Zon vanaf de Aarde gezien wordt afgedekt. We spreken van een gedeeltelijke zonsverduistering wanneer slechts een deel van de Zon wordt afgedekt, van een totale zonsverduistering wanneer de gehele zonneschijf wordt verduisterd (en de Maan dus midden voor de Zon staat) en van een ringvormige zonsverduistering wanneer de Maan midden voor de Zon staat, maar te klein is om de gehele Zon af te dekken, zodat er nog een ringetje van zonlicht zichtbaar is. Totale en ringvormige zonsverduisteringen worden samen centrale zonsverduisteringen genoemd. Een gedeeltelijke zonsverduistering is vaak vanaf een groot deel van de Aarde zichtbaar, terwijl een centrale eclips meestal alleen vanaf een lange, smalle strook op Aarde te zien is. Een zonsverduistering vindt altijd plaats bij Nieuwe Maan, maar, door de inclinatie van de maanbaan, niet bij iedere Nieuwe Maan. Om een eclips te veroorzaken moet de Nieuwe Maan dicht bij een van de knopen van de maanbaan plaatsvinden. Gedetailleerde gegevens voor zonsverduisteringen zijn te vinden in de tabel Zonsverduisteringen in Nederland en België. Zie ook: Hoe ontstaat een zonsverduistering? in de veelgestelde vragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zuiderlicht | Zie poollicht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zuidpool | Zie pool. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|