1. Beginsituatie: atoom verkeert in de grondtoestand. Een negatief geladen electron draait om een
positief geladen atoomkern (+). Het electron mag zich in bepaalde, discrete banen bevinden, maar
niet er tussenin. Verhuizen naar een hogere baan kost energie.
|
2. Fotonen (lichtdeeltjes) die niet de juiste energie (dus: golflengte, kleur) hebben kunnen
ongestoord door het atoom bewegen.
|
3. Alleen een foton van de juiste energie kan het atoom in een aangeslagen toestand brengen. Het
foton wordt geabsorbeerd en de energie wordt gebruikt om het electron in een hogere baan te brengen.
|
4. Het atoom bevindt zich gedurende ongeveer 0.00000001 (10-8) seconde in de aangeslagen
toestand en bevat hierbij meer energie dan in de grondtoestand.
|
5. Het electron valt spontaan terug naar de grondtoestand. De energie die daarbij vrijkomt wordt
uitgezonden als een foton met dezelfde golflengte als het geabsorbeerde foton, maar in een
willekeurige richting.
|
6. Het atoom bevindt zich weer in de grondtoestand. Netto is alleen het foton van richting
veranderd.
|