Uitleg:
Op iedere plaats op Aarde komt de Zon op een ander tijdstip op. Dit tijdstip
variëert met het verstrijken van de seizoenen, en deze variatie is ook
afhankelijk van de plaats op Aarde. Zonsopkomst is dus geen geschikte
gebeurtenis om een tijdsysteem op te laten rusten. In Nederland komt de
Zon op 21 juni om 4.18 uur op (omgerekend in wintertijd), op 21 december
om 8.46, een verschil van bijna vierenhalf uur dus !
Een stuk beter al is het moment waarop de Zon door het zuiden gaat (culminatie).
Dit tijdstip variëert slechts weinig gedurende een jaar. Dat het variëert komt doordat de aardbaan
een ellips is en geen cirkel. Als gevolg hiervan beweegt de Aarde sneller
wanneer zij zich dicht bij de Zon bevindt, en langzamer bij grotere afstand.
Dit betekent dat de Zon nu eens voorloopt op de positie die ze zou hebben
gehad in het geval van een cirkelbaan, dan weer achter. Het verschil tussen de beide
uiterste standen bedraagt ongeveer een half uur. Het culminatiemoment deelt
de periode van daglicht netjes in tweeën, en dat
is de reden dat de eerste klokken (zonne-wijzers) de ware zonnetijd
aangeven. Wanneer de dagindeling bestaat uit jagen en verzamelen is een
klok die nooit meer dan een kwartier uit de pas loopt voldoende nauwkeurig.
Krantenbericht uit de Rotterdamse Courant van 16 mei 1940
|
|
Een ander voordeel van de zonnetijd is dat deze gelijk is voor plaatsen met
dezelfde geografische lengte op Aarde. Wanneer de Zon in het zuiden staat
(en stil zou staan), zou deze immers in het zuiden blijven wanneer men
met hoge snelheid naar het zuiden zou reizen. (Totdat men de Zon in het
zenit ziet, en vervolgens naar de noordelijke hemel ziet verschuiven. Voor
het verhaal hier ga ik ervan uit dat men zich in de Benelux bevindt, voor
iemand in Australië kunnen de begrippen 'zuid' en 'noord' worden omgedraaid.)
Tegelijkertijd betekent het wel dat iedere geografische lengtegraad z'n
eigen tijdzone heeft. Er zijn 24 uren te verdelen over 360°, dus geldt
een verschil van 4 minuten per graad (vroeger wanneer men naar het oosten
gaat). In iedere grote stad werd tot ver in de negentiende eeuw apart de
tijd bepaald. Dit betekent dat de tijd in Amsterdam ongeveer een minuut
achterliep op die in Utrecht. Vanaf 1845 kregen gemeenten in Nederland
de aanbeveling hun klokken gelijk te zetten aan die van de paleisklok in
Amsterdam. In 1880 stelden de Nederlandse Spoorwegen hun dienstregelingen
op in Amsterdamse Middelbare (zonne)Tijd, die 19m32s voorloopt op de Middelbare Greenwich-tijd (Greenwich Mean Time, GMT).
In 1937 werd hier 20 minuten van gemaakt. Op 15 mei 1940, na de capitulatie
van het Nederlandse leger, maakte het Duitse oppercommando bekend dat in
Nederland de Duitse tijd zou gaan gelden (zie het krantenbericht uit de Rotterdamse
Courant van 16 mei 1940, hiernaast). Omdat de Duitsers de zomertijd al hadden ingevoerd betekende
dit dat de klok 1u40m vooruitgesteld moest worden.
|
Tegenwoordig is de wereld opgedeeld in tijdzones van gemiddeld 15 geografische
lengtegraden breed (precies een uur), zodat de omrekening van tijdstippen
wat gemakkelijker is. Uitgangspunt is hierbij de meridiaan (lengtecirkel)
van Greenwich, die de nul-meridiaan wordt genoemd. Hoewel Nederland
dus een tijdsverschil van slechts 20 minuten kent met de Greenwich Mean
Time (GMT), is Nederland ingedeeld in de tijdzone van Midden-Europa. Nu
ligt de zonegrens dus tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland, in plaats
van tussen Duitsland en Nederland, een natuurlijker grens dus. De Midden-Europese
Tijd (MET) loopt een uur voor op de GMT, de Midden-Europese Zomertijd (MEZT)
twee uur. De Utrechtse Middelbare Tijd (UMT), zoals die in de negentiende
eeuw werd bepaald, hoort bij de Meridiaan van Utrecht: 5° 07' 46.67"
Oosterlengte. Deze zou dus 5° 07' 46.67" x 4 minuten = 5,1296°
x 4 minuten = 20m31,67s moeten voorlopen op de GMT. In de winter is het
verschil tussen UMT en MET zo'n 40 minuten, in de zomer 1 uur en 40 minuten,
precies het tijdsverschil dat aan het begin van de Duitse bezetting moest worden bijgeteld.
Op sterrenwacht Sonnenborgh is in het jaar 1999 de Meridiaanzaal, waar de tijdwaarneming
plaatsvond, gerestaureerd en teruggebracht in de stijl van de negentiende
eeuw. Ook de meridiaankijker is inmiddels weer teruggeplaatst op de oude
opstelling. Op dit moment kan dus op de Utrechtse Sterrenwacht
de Utrechtse Middelbare Tijd weer worden bepaald. De manier om dat te doen
is als volgt. De meridiaankijker is een telescoop die alleen naar het noorden
of zuiden gericht kan worden, maar dan wel zeer precies. De opstelling
is speciaal hiervoor afgesteld. De kijker wordt gericht op een plaats
aan de hemel waarvan men weet dat er binnen korte tijd een ster met bekende positie
zal langs bewegen. (De "beweging" van de ster is uiteraard het gevolg van de rotatie van de Aarde, en is dus
dezelfde als de dagelijkse "beweging" van de Zon.) De hemelcoördinaten
van de ster zijn bekend, zodat van tevoren reeds exact
kan worden vastgesteld op welk tijdstip de doorgang van de ster zal plaatsvinden. Op het moment
dat de ster dan ook werkelijk passeert kan dus de klok dus gemakkelijk worden gelijkgesteld.
|
|
De Meridiaankijker op sterrenwacht Sonnenborgh in 1933
|
Op dit moment vinden er geen waarnemingen plaats met als doel de tijd
te bepalen. Met de atoomklokken van tegenwoordig is dat ook niet meer nodig.
Deze moderne uurwerken lopen met een afwijking die kleiner is dan een miljoenste
seconde per jaar. Dat is zelfs regelmatiger dan de licht schommelende snelheid
waarmee de Aarde om haar as draait! In Museum Sterrenwacht Sonnenborgh
kan men echter zien hoe de sterrenkunde in vroeger eeuwen plaatsvond en kan men
dus ook een idee krijgen hoe de tijdwaarneming vroeger gebeurde.
Daarnaast kunt u de Utrechtse Middelbare Tijd ook vinden op deze pagina.
|